C-507/14 P

Contentverzamelaar

C-507/14 P

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
 

Termijnen: Motivering departement:   06 februari 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   26 februari 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   26 maart 2015
Trefwoorden: EEX; litispendentie; bevoegde rechter

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000

Een zeer korte verwijzing: slechts vier pagina’s bevat deze door het HvJEU geanonomiseerde verwijzingsbeschikking. Verzoeker P en verweerster M voeren sinds juli 2011 een (echtscheidings)procedure over de ouderlijke verantwoordelijkheid voor hun gemeenschappelijke minderjarige kinderen: verzoeker heeft een zaak lopen in Lissabon, verweerster heeft een geding met hetzelfde voorwerp aangespannen voor de Rb van Madrid. De POR rechter heeft de procedure geschorst totdat vaststaat welke rechter bevoegd is. P gaat in beroep tegen die beslissing. Het gaat om het tijdstip dat het gedinginleidend verzoekschrift van genoemde procedures is ingediend bij de in twee verschillende EULS gesitueerde gerechten. Verzoeker P stelt dat dat in POR op een eerder tijdstip heeft plaatsgehad dan in SPA.

De verwijzende POR rechter (Hooggerechtshof) heeft nadere uitleg nodig over artikel 19, lid 2, van Vo. 2201/2003, en legt het HvJEU onderstaande vraag voor:
„Wanneer een zaak betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid bij een gerecht van een lidstaat aanhangig is gemaakt en een andere zaak, waarvan vaststaat dat zij hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, op een eerder tijdstip is aangebracht bij een gerecht in een andere lidstaat, waarbij de behandeling van de zaak ondertussen is geschorst op verzoek van de verzoekende partij in die zaak zonder dat de verwerende partij in die zaak enige betekening of kennisgeving heeft ontvangen of aan deze procedure heeft deelgenomen, en waarbij de behandeling van de zaak nog steeds geschorst was op het tijdstip waarop de verwerende partij de procedure in de eerdere zaak heeft ingeleid, kan dan worden aangenomen, gelet op het bepaalde in artikel 16, lid 1, sub a, en voor de toepassing van het bepaalde in artikel 19, lid 2, van verordening nr. 2201/2003 (EG) van de Raad van 27 november 2003 [betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000], dat het gerecht waarbij de zaak is aangebracht waarvan de behandeling is geschorst, het gerecht is waarbij de zaak het eerst is aangebracht?”

Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten