C-508/15 en C-509/15 Ucar ea

Contentverzamelaar

C-508/15 en C-509/15 Ucar ea

Gevoegde prejudiciële hofzaken

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik op C-508/15 en C-509/15 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   13 november 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       30 november 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   30 december 2015
Trefwoorden: Associatieverdrag EEG/Turkije; vrij verkeer werknemers

Onderwerp: besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije van 19 september 1980
Zaak C-508/15
In deze zaak is verzoekster Ucar, TUR onderdaan, in 1977 gehuwd met een TUR onderdaan. Het echtpaar woont in TUR, er worden vier kinderen geboren tussen 1978 en 1986. In 1991 wordt het huwelijk ontbonden. In hetzelfde jaar trouwt de man een DUI vrouw en hij gaat in DUI wonen waar hem in 1996 een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is verleend. In 1999 wordt ook dat huwelijk ontbonden. In 2000 huwen verzoekster en ex-echtgenoot opnieuw en in 2001 komt zij met haar jongste kind DUI binnen voor gezinshereniging. Zij krijgt 27-11-2001 een verblijfsvergunning op grond van huwelijk tot en met 26-11-2002. De echtgenoot werkt als bakker in loondienst sinds mei 2000, sinds begin 2002 is hij zelfstandige. Op grond van de bedrijfsinkomsten wordt verzoeksters vergunning steeds verlengd, tot 28-11-2006. Vanaf 01-11-2005 is de echtgenoot weer bakker in loondienst, tot december 2011. De laatste verlenging voor verzoekster op grond van arbeidscontract echtgenoot loopt tot en met 12-12-2013. In augustus 2013 vraagt zij op grond van de Associatieovereenkomst een verblijfsvergunning. Zij zou voldoen aan de in artikel 7 van Besluit 1/80 gestelde voorwaarden (ononderbroken loondienst echtgenoot). Dit verzoek wordt 06-05-2014 afgewezen (echtgenoot werkt inmiddels niet meer). Zij kan volgens verweerder (Land Berlin) geen rechten ontlenen aan het associatieverdrag omdat de echtgenoot na eerste afgifte van de verblijfstitel in kader gezinshereniging niet zoals vereist nog eens drie jaar als werknemer tot de nationale legale arbeidsmarkt behoorde. Verzoekster gaat 08-05-2014 in beroep tegen dat besluit.

De verwijzende DUI rechter (Verwaltungsgericht Berlin) overweegt dat het HvJEU in zaak C-337/07 heeft bepaald dat de gezinshereniger drie jaar ononderbroken tot de legale arbeidsmarkt dient te behoren. De echtgenoot heeft echter wel later zes jaar als werknemer gewerkt in een periode dat de echtelieden samenleefden. De vraag is dan ook of de bedoelde drie jaar periode per se onmiddellijk op de toegstane gezinshereniging moet volgen. Deze vraag is nog niet door het HvJEU beantwoord. Ook vraagt hij zich af of de latere verlenging van de verblijfsvergunning kan worden beschouwd als toestemming voor gezinshereniging in de zin van artikel 7 Besluit 1/80.
De vragen luiden als volgt:
1. Dient artikel 7, eerste alinea, eerste streepje, van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad [EEG-Turkije] van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie aldus te worden uitgelegd dat aan de feitelijke voorwaarden voor de toepassing van die bepaling ook is voldaan wanneer aan het driejarige rechtmatige verblijf van het gezinslid samen met een tot de legale arbeidsmarkt behorende Turkse werknemer een periode is voorafgegaan waarin de gezinshereniger na de toegestane gezinshereniging in de zin van die bepaling de legale arbeidsmarkt van de betreffende lidstaat had verlaten?
2. Dient artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie aldus te worden uitgelegd dat de verlenging van een verblijfstitel kan worden aangemerkt als de in die bepaling bedoelde toestemming voor gezinshereniging met een tot de legale arbeidsmarkt behorende Turkse werknemer wanneer het betrokken gezinslid sinds de toegestane gezinshereniging in de zin van die bepaling ononderbroken met de Turkse werknemer heeft samengeleefd, doch laatstgenoemde in de tussentijd de legale arbeidsmarkt van de betreffende lidstaat heeft verlaten en pas op het tijdstip van de verlenging van de verblijfstitel opnieuw tot die arbeidsmarkt behoort?

Zaak C-509/15
In deze zaak is verzoeker Kilic, geboren in TUR in 1993 tijdens een vakantie van zijn ouders die toen al in DUI woonden. In april 1994 komt hij DUI binnen; zijn vader is dan al meer dan een jaar werkloos. In mei 1996 scheiden zijn ouders, verzoeker blijft bij zijn (eveneens werkloze) moeder. In mei 1997 krijgt verzoeker een verblijfsvergunning tot mei 1999. Moeder gaat in juni 1998 weer aan de slag in loondienst, tot en met april 2003 waarna zij door zwangerschapsperiodes thuis blijft. Verzoeker krijgt vanaf april 1999 steeds verlenging voor een jaar tot en met november 2011 op grond van het werknemerschap van de moeder, daarna overbruggingsverblijfsvergunningen. In juni 2013 krijgt verzoeker een jeugdgevangenisstraf van drie jaar en drie maand opgelegd wegens handel in verdovende middelen, bij welke straf rekening is gehouden met eerdere strafbare feiten. Hij is zonder diploma van school gekomen en behaalt pas in detentie een diploma middelbaar onderwijs. Op 24-07-2014 krijgt hij een afwijzing voor verlenging verblijfsvergunning en wordt hem uitwijzing naar TUR aangezegd. Hij kan geen bescherming ontlenen aan artikel 7 van besluit 1/80 omdat zijn ouders bij zijn binnenkomst geen drie jaar tot de legale arbeidsmarkt behoorden. Daarnaast zijn er ernstige redenen van openbare orde en veiligheid gezien zijn criminele verleden. Verzoeker komt op 01-09-2014 op tegen het uitzettingsbesluit. Sinds 27-05-2015 is hij op vrije voeten. Hij stelt wel rechten aan besluit 1/80 te kunnen ontlenen gezien het arbeidsverleden van zijn moeder (vanaf juni 1998 meer dan drie jaar). In deze zak luidt de vraag:
„Is er sprake van toestemming voor gezinshereniging in de zin van artikel 7 van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad [EEG-Turkije] van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie wanneer, nadat toestemming is verleend voor de gezinshereniging van een gezinslid met gezinsherenigers die niet tot de arbeidsmarkt behoorden, de verblijfsvergunning van dat gezinslid wordt verlengd op een tijdstip waarop de gezinshereniger bij wie het gezinslid rechtmatig verbleef, de hoedanigheid van werknemer heeft verkregen?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-337/07 Altun; C-484/07 Pehlivan;  C-454/11 Dulger
Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB en SZW

Gerelateerde documenten