C-508/22 Administratia Judeteana a Finantelor Publice Brasov

Contentverzamelaar

C-508/22 Administratia Judeteana a Finantelor Publice Brasov

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     4 oktober 2022
Schriftelijke opmerkingen:                     20 november 2022

Trefwoorden: belastingen, motorvoertuigen, teruggaaf, eigendomsrecht

Onderwerp: Artikel 110 VWEU

Feiten:

Op 03-03-2008 heeft SC Zilex Corn SRL een personenauto van het merk Toyota met bouwjaar 2007 geleased. Voor de registratie van de personenauto heeft de leasemaatschappij BCR Leasing IFN SA de bijzondere heffing plus btw aan de belastingdienst betaald, welke heffing SC Zilex Corn SRL vervolgens aan de belastingdienst heeft betaald. Na de registratie van de personenauto op 12-11-2012 op naam van SC Zaral SRL werd het eigendomsrecht daarvan aan die onderneming overgedragen. AX heeft het eigendomsrecht van het motorvoertuig vervolgens op 16-05-2016 verkregen. Bij het beroepschrift dat op 07-02-2020 is ingeschreven op de rol van de Tribunal Brașov (rechter in eerste aanleg) hebben de verzoekers AX en YC nietigverklaring gevorderd van de besluiten van het regionaal directoraat-generaal overheidsfinanciën van 5 maart en 29 juli 2019 en verzocht deze instantie te veroordelen tot vaststelling van een besluit tot teruggaaf van de heffing en de daarover verschuldigde rente. Bij vonnis van 23-12-2020 heeft de Tribunal Brașov de door verzoeker YC opgeworpen exceptie betreffende het ontbreken van procesbevoegdheid aanvaard en het beroep, voor zover dat betrekking had op AX, verworpen op de grond zij geen recht had op teruggaaf, aangezien volgens artikel 1, leden 1, 2 en 5, van OUG nr. 52/2017 uitsluitend de belastingplichtige daar recht op heeft, en de latere verkrijgers niet. AX is tegen het vonnis opgekomen. De Curte de Apel Brașov (rechter in tweede aanleg) heeft het hoger beroep verworpen op de grond dat AX in haar motivering niet had aangetoond dat op de datum waarop SC Zaral SRL de eigendom op de personenauto heeft overgedragen, eveneens het vorderingsrecht ten bedrage van 6 370,23 RON was overgegaan, dat SC Zilex Corn SRL als heffing op verontreinigende emissies had betaald. AX heeft aangevoerd dat de beslissing tot verwerping van het hoger beroep is genomen in strijd met het beginsel van voorrang van het Unierecht, en dat de rechter in tweede aanleg zich daarbij heeft gebaseerd op een onjuiste uitlegging van artikel 110 VWEU die in strijd is met de rechtspraak van het Hof.

Overweging:

De betrokken heffing wordt zodra zij is betaald opgenomen in de marktwaarde van het geregistreerde motorvoertuig. In de praktijk waren voertuigen met de op het tijdstip van de verkoop betaalde heffing duurder dan onbelaste voertuigen, zodat de belastingplichtige die de heffing had betaald, deze indirect over de koopprijs inde. Mede gelet op het arrest van het Hof in de gevoegde zaken C-192/95 tot en met C-218/95 is de verwijzende rechter van oordeel dat door de wijze waarop in OUG nr. 52/2017 de procedure voor teruggaaf is geregeld, de mogelijkheid tot teruggaaf wordt beperkt, waardoor de uitoefening van de aan het Unierecht ontleende rechten in de praktijk onmogelijk of buitengewoon moeilijk wordt. Volgens de Curte de Apel Brașov wordt deze conclusie bevestigd door de recente ontwikkelingen op wetgevingsgebied, met name door OUG nr. 93/2022, waarbij OUG nr. 52/2017 is ingetrokken en een nieuwe teruggaafprocedure is vastgesteld die ook de verkrijger van een leaseauto de mogelijkheid biedt om teruggaaf van de heffing te verzoeken wanneer de heffing door de leasingmaatschappij is betaald.

Prejudiciële vragen:

1) Kan het Unierecht (artikel 110 VWEU) aldus worden uitgelegd dat het bedrag van een door het Unierecht verboden heffing is vervat in de waarde van het voertuig en uitsluitend samen met het eigendomsrecht daarop aan derdenverkrijgers kan worden overgedragen?

2) Verzet de uitlegging [van artikel] 110 VWEU zich tegen een nationale regeling als die van artikel 1 van OUG nr. 52/2017, volgens welke teruggaaf van een door het Unierecht verboden heffing uitsluitend kan worden verleend aan de belastingplichtige die deze heeft betaald, en niet aan latere verkrijgers van het voertuig waarvoor zij is betaald in het geval dat de heffing niet is terugbetaald aan de persoon die deze heeft betaald?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-402/09), (C-199/82), (C-192/95–C-218/95)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal