C-511/15 en C-512/15 Horžić ea
Gevoegde prejudiciële hofzaken
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken Klik op C-511/15 en C-512/15 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 18 december 2015 Concept schriftelijke opmerkingen: 04 januari 2016 Schriftelijke opmerkingen: 04 februari 2016 Trefwoorden: consumentenbescherming Onderwerp Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad.
Verzoekster in zaak C-511/15 heeft op 12-10-2005 een kredietovereenkomst gesloten met Privredna banka Zagreb (verweerster) tot financiering van een onroerende zaak. De rentevoet is variabel en is sinds aanvang van de overeenkomst verschillende keren verhoogd. Zij ontvangt daarvan bericht van verweerster, maar niet op grond van welke parameters de wijziging plaatsvindt. Zij start een procedure omdat dit in strijd is met de KRO wet op het consumentenkrediet (de omzetting van RL 2008/48). Verzoekster stelt dat de nationale regeling moet worden uitgelegd conform de doelstellingen (bescherming van de consument) van de RL. Verweerster stelt dat de RL niet correct is omgezet, omdat deze is uitgevoerd in strijd met het in de KRO Gw verankerde verbod van terugwerkende kracht. Het artikel waarin de eis tot onderhandelen met de kredietnemer is gesteld is op 01-01-2014 in werking getreden. Lid 1 van de RL bepaalt uitdrukkelijk dat de RL niet van toepassing is op kredietovereenkomsten die zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van de nationale wettelijke regeling tot uitvoering van de RL.
De verwijzende KRO rechter gaat uitvoerig in op de geldende KRO regeling. In 2012 heeft een collectieve zaak gediend van KRO consumentenverenigingen tegen acht banken over oneerlijke bedingen in kredietovereenkomsten vanwege het eenzijdig wijzigen van de rentevoet. Deze zaak is tot de hoogste instantie uitgevochten; het KRO hooggerechtshof heeft op 09-04-2015 de consumentenorganisatie in het gelijk gesteld. Hierna zijn talrijke rechtszaken over de kwestie gevoerd en in de meeste gevallen is de consument in het gelijk gesteld, maar nog niet alle uitspraken zijn definitief. Gezien het verwijt van verweerster dat de RL niet rechtsgeldig is omgezet (verbod terugwerkende kracht in KRO Gw) en gelet op de maximale harmonisatie die de RL nastreeft, legt de verwijzende rechter onderstaande vragen aan het HvJEU voor. De feiten en omstandigheden, alsmede de vragen in zaak C-512/15, zijn identiek. (1) Kan de toepassing met terugwerkende kracht van de wet [op het consumentenkrediet] uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in deze wet worden uitgelegd en beoordeeld en is een dergelijke toepassing van de wet [op het consumentenkrediet] verenigbaar met het recht van de Unie, met name artikel 30 van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008, waarvan lid 1 uitdrukkelijk bepaalt dat de richtlijn niet van toepassing is op kredietovereenkomsten die zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van de nationale wettelijke regeling tot uitvoering van de richtlijn? (2) Kan in het hierboven geschetste kader de strafbepaling van artikel 26, lid 1, punt 28, van de Kroatische wet op het consumentenkrediet overeenkomstig artikel 23 van de richtlijn en in het licht van de overgangsbepalingen van artikel 30 ervan aldus worden uitgelegd dat de sancties die gelden voor inbreuken op een op de grondslag van deze richtlijn vastgestelde nationale bepaling niet kunnen worden opgelegd voor eventuele inbreuken die verband houden met kredietovereenkomsten die op de datum van inwerkingtreding van de nationale uitvoeringsmaatregelen reeds lopen? Specifiek beleidsterrein: VenJ en EZ