C-519/13 Alpha Bank Cyprus

Contentverzamelaar

C-519/13 Alpha Bank Cyprus

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 november 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   12 december 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   12 januari 2014
Trefwoorden:  EEX-verordening ; betekeningen

Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb L 12, blz. 1);
- Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (Pb L 324, blz. 79)

Verzoekster heeft zeven partijen gedagvaard tot terugbetaling van hun hypothecaire lening. Deze verweerders wonen duurzaam buiten CYP. Zij verschijnen ‘onder voorbehoud’ en verzoeken de rechter om ongeldigverklaring van de betekeningen op de grond dat verzoekster de CYP wet, de regels van burgerlijke rechtsvordering (onvolledige betekening), de Europese verordening en de grondwet niet in acht heeft genomen, dan wel niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de genoemde beschikkingen. De rechter in eerste aanleg honoreert de eis van verzoekers.
In beroep stelt verzoekster dat de Rb ten onrechte schending van Vo’n 44/2001 en 1393/2007 heeft aangenomen; de bevoegde instanties van het land van herkomst van verweerders (VK) hebben geconstateerd dat de betekening volstrekt regelmatig heeft plaatsgevonden. Zij wijst ook op de onnodige opeenstapeling van rechterlijke procedures doordat de rechter in eerste aanleg zijn beoordelingsvrijheid onjuist heeft uitgeoefend.

De zaak roept bij de verwijzende CYP rechter vragen op die naar hij meent nog niet eerder door het HvJEU zijn beantwoord. Zij luiden als volgt:
1) Is betekening van het modelformulier van verordening (ΕG) nr. 1393/2007 in alle gevallen vereist of – en in hoeverre – zijn hierop uitzonderingen mogelijk?
2) Wanneer betekening in alle gevallen noodzakelijk wordt geacht, in hoeverre vormt het achterwege blijven daarvan in het onderhavige geval een grond voor ongeldigverklaring van de betekening?
3) Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt, in hoeverre kan dan, volgens de geest van verordening (EG) nr. 1393/2007, betekening plaatsvinden aan de raadsman van de onder voorbehoud verschenen geïntimeerden, die dan jegens zijn cliënten gehouden is om deze in ontvangst te nemen, of – en in hoeverre – dient de betekening opnieuw plaats te vinden volgens de procedure geregeld in verordening (EG) nr. 1393/2007?

Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten