C-520/20 Nachalnik na Rayonno upravlenie Silistra

Contentverzamelaar

C-520/20 Nachalnik na Rayonno upravlenie Silistra

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     14 december 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     30 januari 2021

Trefwoorden : SIS II (Schengen informatie systeem); strafrecht; civielrechtelijk

Onderwerp :

-           Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II);

-           Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie;

Feiten:

Verzoeker heeft op 06-03-2017 een personenauto gekocht. Op 24-05-2017 is in het Noorse nationale Schengeninformatiesysteem (hierna: N.SIS) een signalering opgenomen en geregistreerd als “voorwerp – gestolen, verduisterd of anderszins vermist”. Op 26-05-2017 werd het voertuig - dat inmiddels op de naam van verzoeker stond - door een politie-inspecteur op een parkeerplaats ontdekt. Na raadpleging van het N.SIS II werd vastgesteld dat het chassisnummer volledig identiek was aan dat van het gezochte, door Noorwegen gesignaleerde voertuig. Het voertuig in kwestie werd, samen met deel 2 van het kentekenbewijs, krachtens artikel 84 ZMVR (wet betreffende het ministerie van Binnenlandse Zaken) in beslag genomen. Het bevel waartegen verzoeker is opgekomen is ten onrechte gebaseerd op artikel 84 ZMVR omdat het niet valt onder artikel 100(3)a) van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 gesloten Akkoord van Schengen en besluit 2007/533/JBZ. De werkingssfeer van het rechtskader beperkt zich uitsluitend tot de samenwerking in strafzaken. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden voor aanvaarding en registratie van de signalering van het voertuig in het N.SIS door Noorwegen, zijn de daaropvolgende uitwisseling van aanvullende gegevens via de SIRENE-bureaus van beide staten en het zoeken naar het voertuig in kwestie en de afgifte daarvan aan Noorwegen via de gevolmachtigde vertegenwoordiger in Bulgarije niet toegestaan. Dat is in dit geding de cruciale vraag.

Overweging:

Het geschil tussen partijen betreft het bevel tot afgifte van het krachtens artikel 84 ZMVR in beslag genomen voorwerp, en in het bijzonder de vraag of de registratie van de signalering door de Noorse autoriteiten in het N.SIS II in lijn is met de doelstellingen van artikel 1 van verordening 1987/2006 en besluit 2007/533/JBZ. Om deze te beantwoorden moet in het kader van de administratieve procedure steekhoudend bewijs worden aangevoerd dat het voertuig waar het hier om draait in Noorwegen betrokken is in een strafprocedure. De verwijzende rechter wijst erop dat er geen concrete rechtspraak van het Hof over de hier aan de orde zijnde vraag bestaat; de zaken С -339/10, С -237/15 PPU en С -168/13 PPU hebben betrekking op politiële samenwerking op het gebied van de tenuitvoerlegging van het Europese aanhoudingsbevel. Deze zaken bieden onvoldoende aanknopingspunten om in casu vrij van twijfel te kunnen beslissen.

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 39 en in het bijzonder artikel 39, lid 3, van besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) aldus worden uitgelegd dat het een nationale regeling en bestuurspraktijk toestaat op grond waarvan het bevoegde uitvoerende orgaan de uitvoering kan en moet weigeren wanneer er aanknopingspunten zijn voor de veronderstelling dat de in het SIS opgenomen signalering niet onder de doelstellingen valt die met de registratie werden nagestreefd, en meer bepaald de doelstellingen in artikel 38, lid 1?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: С -339/10; С -237/15 PPU; С -168/13 PPU; С -399/11;

Specifiek beleidsterrein: JenV