C-522/21 Saatgut-Treuhandverwaltung

Contentverzamelaar

C-522/21 Saatgut-Treuhandverwaltung

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    22 oktober 2021
Schriftelijke opmerkingen:                    8 december 2021

Trefwoorden :

Onderwerp :

-           Verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers;

-           Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht.

Feiten:

Eiseres is een vennootschap dienend als vereniging van houders van kwekersrechten wiens belangen zij dient te behartigen, met name qua rechten op informatie en betaling. Gedaagde is landbouwer en heeft aanplanting verricht van het door het Unierecht beschermde wintergewas “KWS Meridian”, waarover eiseres informatie heeft gevorderd.

In lijn met artikel 94, lid 2, van verordening 2100/94 (“basisverordening”) heeft de eiseres schadevergoeding gevorderd van de gedaagde, die door hem is betaald tegen het standaardbedrag dat verschuldigd is onder licentievergoeding. Echter, eiseres heeft verdergaande schadevergoeding geëist ten hoogte van het viervoudige van het bedrag betaald ten hoogte van de licentievergoeding, zich baserend op artikel 18, lid 2, van verordening 1768/95 (“uitvoeringsverordening”), dat een dergelijke eis toestaat in geval van herhaaldelijke en opzettelijke niet-nakoming van de verplichtingen betreffende beschermede gewassen. Gedaagde heeft zich hiertegen in beroep verzet dat in eerste aanleg is verworpen. Tegen dat besluit heeft de gedaagde hoger beroep aangetekend.

Overweging:

In geschil is of artikel 18, lid 2, uitvoeringsverordening verenigbaar is met het Unierecht voortvloeiend uit artikel 94, lid 2, basisverordening. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat compensatie volgens artikel 94, lid 2, basisverordening enkel van compensatoire aard kan zijn en van een dergelijke omvang zijn dat het zo nauwgezet mogelijk de daadwerkelijk geleden schade weerspiegelt die de houder van de kwekersrechten heeft geleden. Doordat artikel 18, lid 2, van de uitvoeringsverordening schadevergoedingen toestaat die verdergaan dan die toegestaan onder artikel 94, lid 2, basisverordening, is de gedaagde van opvatting dat artikel 18, lid 2, uitvoeringsverordening nietig moet worden verklaard. Eiseres verdedigt de door haar genomen beslissing op basis van artikel 18, lid 2, uitvoeringsverordening. Zij beroept zich op het standpunt dat de vergoeding die daaruit voortvloeit tot het viervoudige van de licentievergoeding niet in onverenigbaar is met artikel 94, lid 2, basisverordening, aangezien een dergelijke verdergaande vergoeding, gelet op herhaaldelijke en opzettelijke onrechtmatige inbreuk op kwekersrechten, een noodzakelijk en redelijk evenwicht zorgt tussen de belangen in geding.

Prejudiciële vragen:

Is artikel 18, lid 2, van verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers, voor zover onder de daarin genoemde voorwaarden een schadevergoeding van ten minste het viervoud van het bedrag voor het produceren onder licentie kan worden gevorderd, verenigbaar met verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht („basisverordening”), met name met artikel 94, lid 2, eerste volzin, daarvan?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV