C-524/16

Contentverzamelaar

C-524/16

  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   02 december 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       18 december 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   18 januari 2017

Trefwoorden: sociale zekerheid; ambtenaar; pensioenen

Onderwerp: - Verordening 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 (enz) (Pb L 149, blz 2);
- Verordening (EG) nr. 1606/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 met het oog op de uitbreiding ervan tot bijzondere stelsels voor ambtenaren (Pb L 209 van 25-07-1998).

Verzoeker is voormalig gemeenteambtenaar; hij ontvangt vanaf 31-01-2001 arbeidsongeschiktheidspensioen berekend over een bijdragetijdvak van 27 jaar en één maand. Bij een controlebezoek op 13-04-2005 wordt geconstateerd dat hij niet volledig arbeidsongeschikt is en op grond daarvan wordt zijn pensioen herberekend: de bonus van (fictief bijgetelde) zes jaar en zeven maanden wordt gekort.

Verzoeker heeft op 02-12-2002 verzocht om samentelling van in ITA en (tien jaar in) DUI gewerkte tijdvakken op grond van Vo. 1606/98. Dit verzoek is afgewezen op grond van artikel 95.4 van de Vo. die enkel de gevallen zou regelen waarin het dienstverband is beëindigd voor de inwerkingtreding ervan. Verzoeker heeft vervolgens tegen beide besluiten (de korting en de afwijzing) afzonderlijk beroep ingesteld die beide door de Rb Puglia op formele gronden zijn verworpen (zaak niet voortgezet tegen de juiste autoriteit). In december 2013 dient hij opnieuw beide beroepen in die dan beide gegrond worden verklaard. De rechter houdt daarbij rekening met rechtspraak van het ITA Hof van Cassatie dat in eerdere zaken heeft geoordeeld dat ook voor een persoon die al met pensioen is, de mogelijkheid heeft erkend om de samentelling van de verzekerde tijdvakken op basis van de ITA wet tot omzetting van Vo. 1606/98 te vragen en met rechtspraak van het HvJEU over Vo. 1408/71 (arrest C-244/97 Lustig). Verweerder (nationaal instituut sociale zekerheid) gaat tegen dat vonnis in beroep. Hij verzet zich tegen de samentelling van de bijdragetijdvakken omdat verzoeker daarop ratione temporis volgens de ITA wet geen recht op had en evenmin op grond van Vo. 1606/98 omdat verzoeker op moment van zijn vordering al met pensioen was.

Bij de verwijzende ITA rechter (Rekenkamer afdeling rechtspraak) heeft verweerder niet langer aangevoerd dat artikel 95.4 niet van toepassing. Hij blijft echter bij zijn argument dat verzoeker geen recht heeft op samentelling van de tijdvakken waarin arbeid is verricht omdat betrokkene al voldoende bijdragen heeft betaald om een pensioenuitkering te verkrijgen van een van de organen voor sociale zekerheid waarbij hij was aangesloten, en omdat zijn verzoek is ingediend na zijn pensionering.  De rechter besluit dan ook het HvJEU de volgende vragen voor te leggen:
1) Dient de gemeenschapsregeling, vastgesteld in verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 en verordening (EG) nr. 1606/98 van de Raad van 29 juni 1998, aldus te worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een persoon die reeds een pensioenuitkering ontvangt, verzoekt om samentelling van de bijdragetijdvakken die zijn vervuld in verschillende pensioenstelsels, meer bepaald in de Staat waarvan hij een onderdaan is en in een andere lidstaat van de Europese Unie?
2) Staat artikel 49, lid 1, onder b), ii), van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 in de weg aan een nationale regeling, als de Italiaanse regeling van artikel 71 van wet nr. 388 van 23 december 2000, krachtens welke het verzoek tot samentelling van de in verschillende pensioenstelsels vervulde bijdragetijdvakken, meer bepaald in de Staat waarvan de betrokkene onderdaan is en in een andere lidstaat van de Europese Unie, beperkt wordt tot personen die nog in geen enkel pensioenstelsel enig recht op pensioen hebben verkregen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: BZK, SZW