C-525/24  Santander Renta Variable Espana Pensiones, Fondo de Pensiones  

Contentverzamelaar

C-525/24  Santander Renta Variable Espana Pensiones, Fondo de Pensiones  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    30 september 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    16 november 2024

Trefwoorden: pensioenfonds, verzoek om teruggaaf btw, bewijslast

Onderwerp: 
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 63;
-    Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen;
-    Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen.

Feiten:
Verzoekende partij is een pensioenfonds met statutaire zegel in Madrid. Het pensioenfonds had gedurende de belastingjaren 2020 en 2021 aandelen in meerdere in Portugal gevestigde vennootschappen. De netto-dividenden die hieruit werden ontvangen waren onderworpen aan belasting in Portugal, omdat dit de staat is waar de dividenden hun oorsprong vinden. De dividenden werden belast via inhouding aan de bron. Verzoekende partij heeft verzocht om teruggaaf van de ingehouden belasting, omdat het bedrag het afgesproken tarief van het tussen Portugal en Spanje gesloten verdrag (ter voorkoming van dubbele belasting) te boven ging. Verzoekende partij heeft een arbitrageprocedure ingeleid tegen de Portugese belasting- en douanedienst. 

Overweging:
Krachtens nationale wetgeving moeten de in Europese Unie gevestigde pensioenfondsen, om in aanmerking te komen voor een vrijstelling van de vennootschapsbelasting voor in Portugal verkregen inkomsten, vóór de datum waarop de inkomsten ter beschikking worden gesteld aantonen dat zij voldoen aan de voorwaarden hiervoor, door middel van een verklaring die is bevestigd en geattesteerd door de autoriteiten van de lidstaat die belast is met de toezichthoudende taken. Met de ingang van de wet is er echter niet uitdrukkelijk voorzien in een procedureel mechanisme waarmee belastingplichtigen kunnen verzoeken om teruggaaf van de belasting die is betaald wegens niet-naleving van de bewijsvereisten. De verwijzende rechter wil duidelijkheid over de wettelijk vastgestelde formele bewijsvereisten die verzoekende partij in casu beletten (vanwege de bewijslast) om haar recht op vrijstelling van de vennootschapsbelasting uit te oefenen. 

Prejudiciële vragen:
1. Zijn de bewijsvereisten die artikel 16, leden 7 en 8, EBF oplegt aan pensioenfondsen zonder fiscale vestigingsplaats in Portugal voor de toepassing van de vrijstelling van bronbelasting of voor de teruggaaf van ingehouden bronbelasting verenigbaar met het recht van de Europese Unie (en met name met het vrije verkeer van kapitaal zoals verankerd in artikel 63 VWEU)? 
2. Voor het geval dat de verzoekende partij aanvoert dat het voor haar moeilijk of onmogelijk is om die bewijzen van de autoriteiten van haar staat van vestiging te verkrijgen, moeten de Portugese belastingautoriteiten dan verplicht gebruikmaken van de mechanismen waarin is voorzien in bijvoorbeeld richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 of richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 om de door artikel 16, leden 7 en 8, EBF vereiste inlichtingen te verkrijgen? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-493/09 Commissie/Portugal; C-377/13; C-283/81 CILFIT; C-436/08 en C-437/08 

Specifiek beleidsterrein: SZW; Fin-fiscaal