C-527/16 Alpenrind e.a.

Contentverzamelaar

C-527/16 Alpenrind e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   05 december 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       21 december 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   21 januari 2017

Trefwoorden: sociale zekerheidsstelsels; verklaring A1 (bindende kracht / loyale samenwerking)

Onderwerp: - verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;

Verzoekster Alpenrind (A) pacht sinds 1997 een slachterij in Salzburg. In 2004 sluit zij met het in HON zetelende Martin Meat (MM) een overeenkomst tot het uitsnijden en verpakken van 25 halve runderen per week. De werkzaamheden worden in het bedrijf van verzoekster A uitgevoerd door vanuit HON in OOS gedetacheerde werknemers; machines en werkkleding worden door A ter beschikking gesteld. 31 januari 2012 staakt MM deze activiteiten en gaat zich bezighouden met slachten voor A. A sluit 24-01-2012 met Martimpex Meat (MpM) een overeenkomst voor uitsnijden, ook uitgevoerd door HON werknemers in de bedrijfsruimtes van A. De machines en kleding waren in eigendom van MpM.

Het gaat in deze zaak om de sociale zekerheid voor de medewerkers die in de litigieuze periode 01-02-2012 – 13-12-2013 door MpM in OOS tewerkgesteld zijn. De HONaut hebben verklaringen inzake de toepassing van de HON socialezekerheidswetgeving overeenkomstig de artikelen 11 - 16 van Vo. 883/2004 en artikel 19 van Vo. 987/2009 (het A1-document) afgegeven, maar deels met terugwerkende kracht en deels in gevallen waarin de OOSaut al bij (nog niet onherroepelijke) beschikking een verplichte verzekering van de betrokken werknemer volgens de OOS wetgeving had vastgesteld. Hierin wordt A steeds als werkgever aangemerkt.

Het OOS ziekenfonds heeft bij beschikking vastgesteld dat sprake is van verplichte verzekering omdat de HON arbeiders tegen betaling werkzaamheden in ondergeschiktheidsverband hebben verricht voor de drie bedrijven gezamenlijk (A, MM en MpM), maar de beroepsrechter heeft het ziekenfonds onbevoegd verklaard, met name omdat voor alle HON werkers een A1-document was afgegeven. OOSaut zijn dan vervolgens gebonden aan de daarin opgenomen gegevens en kunnen die documenthouders niet aan hun eigen socialezekerheidsstelsel onderwerpen. Tegen dat oordeel is Revision ingesteld door het ziekenfonds en OOS MinSZW omdat zij zich verzetten tegen de absolute bindende kracht van het A1-document. Zij wijzen op de door HON geschonden regels (en daarmee schending van het beginsel van loyale samenwerking).

De verwijzende OOS rechter (Verwaltungsgerichtshof) haalt (inmiddels gecodificeerde) jurisprudentie van het HvJEU aan waarin het Hof herhaaldelijk heeft bevestigd dat de verklaring bindend is voor de vraag welke wetgeving van toepassing is. Er kan bij twijfel wel nieuw onderzoek geëist worden en bij twijfel een vraag worden voorgelegd aan de ‘Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers’ en als ook dat niet tot resultaat leidt een niet-nakomingsprocedure tegen de betreffende EULS inleiden. Er is geen sprake van absolute bindende kracht maar van een vermoeden creëren en de nationale rechter heeft daarbij een controlerende taak. Hij vraagt zich wel af waarom de bindende kracht (zoals blijkt uit C-2/05) niet is gecodificeerd, want niet opgenomen in artikel 5 van Vo. 987/2009. Dit zou kunnen om zijn om toetsing door de rechter mogelijk te maken en zo nodig vragen aan het HvJEU voor te leggen. Zijn vragen luiden als volgt:

1. Geldt de in artikel 5 van verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels neergelegde bindende kracht van documenten in de zin van artikel 19, lid 2, van verordening (EG) nr. 987/2009, ook in een procedure voor een rechterlijke instantie in de zin van artikel 267 VWEU?

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

a) Geldt de genoemde bindende kracht ook dan, wanneer een procedure voor de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels niet tot het bereiken van overeenstemming heeft geleid en er evenmin toe heeft geleid dat de omstreden documenten zijn ingetrokken?

b) Geldt de genoemde bindende kracht ook dan, wanneer een verklaring “A 1” pas wordt afgegeven nadat de ontvangende lidstaat formeel de verplichte verzekering krachtens zijn wetgeving heeft vastgesteld? Geldt die bindende kracht in deze gevallen ook met terugwerkende kracht?

3. Voor het geval dat onder bepaalde voorwaarden de bindende kracht van documenten in de zin van artikel 19, lid 2, van verordening (EG) nr. 987/2009 beperkt is: Is het in strijd met het vervangingsverbod van artikel 12, lid 1, van verordening (EG) nr. 883/2004, als de vervanging plaatsvindt in de vorm van detachering, niet door dezelfde werkgever, maar door een andere werkgever? Is het daarbij van belang

a) of deze werkgever in dezelfde lidstaat als de eerste werkgever is gevestigd, dan wel

b) of de eerste en de tweede detacherende werkgever op personeel en/of organisatorisch vlak met elkaar zijn verweven?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-2/05 Herbosch Kiere; C-73/06 Planzer Luxembourg; C-72/14 X en C-197/14 Van Dijk

Specifiek beleidsterrein: SZW
 

Gerelateerde documenten