C-528/13 Léger

Contentverzamelaar

C-528/13 Léger

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   22 november 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   8 december 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   8 januari 2014
Trefwoorden:  EVRM; UVRM; discriminatieverbod (seksuele geaardheid)

Onderwerp
- UVRM artikel 1 (‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren’enz) en 2 (Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status. enz)
- EVRM artikel 14: Verbod van discriminatie = Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
- Richtlijn 2004/33/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot bepaalde technische voorschriften voor bloed en bloedbestanddelen

Verzoeker Geoffrey Léger komt op tegen een besluit van de geneesheer van het Établissement français du sang (Franse bloedinstituut) zijn bloeddonatie heeft geweigerd, nietig te verklaren omdat het besluit waarop dit besluit is gebaseerd (van de MinVWS van 12 januari 2009 houdende vaststelling van de selectiecriteria voor bloeddonoren) wegens vermeende discriminatie onrechtmatig is.
MinVWS ontkent schending van het UVRM/EVRM omdat bloeddonatie geen recht vormt. Door een permanente contra-indicatie vast te stellen ten aanzien van mannen die seksuele betrekkingen hebben gehad met een man schept het besluit van 12 januari 2009 geen discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Verzoeker stelt dat de FRA regelgeving in strijd is met RL 2004/33 omdat de mogelijkheid van tijdelijke uitsluiting ontbreekt.

De verwijzende FRA rechter concludeert dat het antwoord op dit middel afhangt van de vraag of de omstandigheid dat een man seksuele betrekkingen heeft met een andere man, in het licht van bijlage III bij richtlijn 2004/33/EG, als zodanig seksueel gedrag uitmaakt dat blootstelt aan het risico op een bloedoverdraagbare infectieziekte en een permanente uitsluiting van bloeddonatie rechtvaardigt ten aanzien van personen die dergelijk seksueel gedrag hebben gehad, dan wel of dit louter, naargelang van de omstandigheden van het geval, seksueel gedrag kan vormen dat blootstelt aan het risico op een bloedoverdraagbare infectieziekte en een tijdelijke uitsluiting van bloeddonatie rechtvaardigt gedurende een bepaalde periode na de beëindiging van het risicogedrag. Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
“Vormt de omstandigheid dat een man seksuele betrekkingen heeft met een andere man, in het licht van bijlage III bij richtlijn 2004/33/EG, als zodanig seksueel gedrag dat blootstelt aan het risico op een bloedoverdraagbare infectieziekte en rechtvaardigt dit een permanente uitsluiting van bloeddonatie ten aanzien van personen die dergelijk seksueel gedrag hebben gehad, of kan deze omstandigheid louter, naargelang van de omstandigheden van het geval, seksueel gedrag vormen dat blootstelt aan het risico op een bloedoverdraagbare infectieziekte en een tijdelijke uitsluiting van bloeddonatie rechtvaardigen gedurende een bepaalde periode na de beëindiging van het risicogedrag?”

Specifiek beleidsterrein: VWS

Gerelateerde documenten