C-529/16 Hamamatsu Photonics Deutschland

Contentverzamelaar

C-529/16 Hamamatsu Photonics Deutschland

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   02 december 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       18 december 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   18 januari 2017

Trefwoorden: douanewetboek; verrekenprijzen (OESO-richtlijnen)

Onderwerp: - verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 (PB L 311, blz. 17);

- verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (Pb 1993, L 253, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2286/2003 van de Commissie van 18 december 2003 (Pb 2003, L 343, blz. 1).

Verzoekster is een dochter van Hamamatsu Photonics Japan, een wereldwijd actieve groep van voornamelijk opto-elektronische apparatuur. In 2009 werd op grond van het dubbelbelastingverdrag DUI/JAP een fiscale transactie (APA = advanced pricing agreement) tussen verzoekster en de moeder gesloten, waarmee de federale DUI belastingAut hebben ingestemd, maar niet de bij het belastingverdrag betrokken douaneAut. De APA is een overeenkomst van beperkte duur waarbij een verrekeningsmethode wordt vastgelegd ter bepaling van de verrekenprijzen voor nader omschreven zakelijke transacties. Voor vaststelling van de verrekenprijzen worden de OESO-richtlijnen gehanteerd waarbij is gekozen voor de restwinsttoerekeningsmethode. In de verwijzingsbeschikking wordt op pagina 4/5 uiteengezet hoe dit werkt. Het geding gaat over de periode 17-10-2009 – 30-09-2010 waarin verzoekster voor meer dan 1000 partijen vanuit JAP aangifte doet voor invoer in het vrije verkeer. De goederen zijn deels vrij van rechten en deels belast tussen 1,4% en 6,7%. In deze periode lagen de winstmarges onder het doelbereik, werden de verrekenprijzen na afloop bijgesteld en werd een tegoed door de moeder uitgekeerd. Vervolgens vraagt verzoekster de douaneAut om terugbetaling van de douanerechten, maar het bedrag wordt niet uitgesplitst naar de afzonderlijke goederen. De douaneAut wijst het verzoek 04-06-2014 af, en verzoeksters bezwaar wordt 02-07-2015 verworpen omdat de globale correctie niet strookt met artikel 29.1 van Vo. 2913/92 en met de uitvoeringsVo 2454/93. Verweerster stelt dat de prijs van de concrete bij een invoertransactie ingevoerde goederen bepalend is voor de douanewaarde. Doordat uitsplitsing niet mogelijk is staat dit niet vast zodat op grond van artikel 236.1 van Vo. 2913/92 het verzoek moet worden afgewezen.

Het geding draait om de vraag hoe een om fiscale redenen in een onderlinge overlegprocedure overeengekomen prijsstelling na afloop van een bepaald afrekeningstijdvak bij de bepaling van de douanewaarde in aanmerking moet worden genomen en of niet alleen in het geval van een navordering, maar ook in het geval van een tegoed een correctie moet worden toegepast op de aanvankelijk op grond van verrekenprijzen berekende douanerechten.

De verwijzende DUI rechter (Finanzgericht München) is geneigd het door de moedermaatschappij achteraf aan verzoekster toegekende tegoed als vermindering van de douanewaarde in aanmerking te nemen en daarmee de in de onderlinge overlegprocedure overeengekomen verrekenprijs te aanvaarden indien het HvJEU eveneens van oordeel is dat dit met het EU-recht strookt. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:

1. Kan een overeengekomen verrekenprijs, die wordt verkregen door op de aanvankelijk in rekening gebrachte en aangegeven prijs na afloop van het afrekeningstijdvak een forfaitaire correctie toe te passen, op grond van de bepalingen van de artikelen 28 en volgende van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 (PB L 311, blz. 17), met toepassing van een verdeelsleutel, als douanewaarde worden aangemerkt, en wel ongeacht of de betrokkene aan het eind van het afrekeningstijdvak een navordering of een tegoed ontvangt?

2. Zo ja: Kan de douanewaarde worden gecontroleerd of bepaald aan de hand van een vereenvoudigde methode wanneer het effect van de achteraf verrichte bijstelling (zij het naar boven of naar beneden) van de verrekenprijs moet worden aanvaard?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN
 

Gerelateerde documenten