C-529/21 tot en met C-536/21  Glavna direktsia Pozharna bezopasnost i zashtita na naselenieto e.a. 

Contentverzamelaar

C-529/21 tot en met C-536/21  Glavna direktsia Pozharna bezopasnost i zashtita na naselenieto e.a. 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    6 juni 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    23 juli 2022

Trefwoorden: arbeidstijden, beschikbaarheidsdienst, ambtenaar, nachtdienst

Onderwerp:

•            Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd.

•            Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk

Feiten:

Verzoeker is in 1997 in dienst getreden bij de algemene directie. Sinds 31-10-2014 bekleedt hij de functie van „bestuurder van een speciaal voertuig niveau 1” bij de regionale dienst van de algemene directie in Kula. Tijdens de litigieuze periode van 31-10-2018 tot 31-12-2020 heeft verzoeker volgens het dienstrooster telkens gedurende 24 uur beschikbaarheidsdienst verricht en werden deze perioden per tijdvak van drie maanden bij elkaar opgeteld. In totaal heeft verzoeker gedurende die periode ongeveer 1 000 uur nachtarbeid verricht tussen 22.00 uur en 6.00 uur, op grond waarvan hij recht heeft op een toeslag van 0,25 BGN per uur. Verzoeker voert aan dat hij is aangesteld op grond van de wet betreffende het ministerie van Binnenlandse Zaken (ZMVR) en dat hij ambtenaar is bij de arrondissementele dienst van de directie in de stad Kula en de functie van „adjunct-inspecteur” bekleed. Hij betoogt dat het feit dat de bijzondere wet – de ZMVR – en de tijdens de litigieuze periode toepasselijke regelingen geen voorschrift bevatten dat betrekking heeft op de omzetting van nachtarbeid in dagwerk, met zich meebrengt dat de bepalingen van de algemene arbeidswetgeving – te weten het besluit over de structuur en de organisatie van de lonen  – naar analogie moeten worden toegepast.

Overweging:

Het Bulgaarse arbeidsrecht bevat algemene en bijzondere bepalingen. Het uitgangspunt van de algemene wettelijke regeling is dat nachtarbeid de arbeid is die tussen 22.00 uur en 6.00 uur wordt verricht, en dat deze arbeid niet meer mag bedragen dan 7 uur per 24 uur. Wanneer 8 uur wordt gewerkt, wordt het salaris berekend volgens een coëfficiënt die overeenkomt met de verhouding tussen de normale duur van het dagwerk en die van de nachtarbeid. Tevens is bepaald dat overwerk arbeid is die wordt verricht buiten de overeengekomen arbeidstijd, alsmede dat daarover een toeslag wordt betaald. In de bijzondere wettelijke regelingen, met name de ZMVR, is bepaald dat nachtarbeid arbeid is die tussen 22.00 uur en 6.00 uur wordt verricht en dat de normale duur van nachtarbeid 8 uur bedraagt per 24 uur. Deze wet staat ploegendiensten van 24 uur toe, waarvan 8 uur nachtarbeid. In het verzoekschrift wordt aangevoerd dat de meest gunstige regeling moet worden toegepast, te weten de berekening van de nachtarbeid volgens de algemene wettelijke regeling, omdat het aan een vergissing van de wetgever te wijten is dat een dergelijke regeling niet is opgenomen in de bijzondere wetgeving, ook al heeft de wetgever de minister van Binnenlandse Zaken belast met de vaststelling van regels inzake de betaling van nachtarbeid. De vraag rijst of het toelaatbaar is dat werknemers van wie het werk wordt geregeld door een bijzondere wet en meer rechten genieten dan werknemers van wie het werk wordt geregeld door de algemene wettelijke regeling, minder gunstige voorwaarden genieten ten aanzien van andere rechten, zoals de verplichting om 8 uur nachtarbeid te verrichten, en of zij minder bescherming genieten.

Prejudiciële vragen C-529/21 tot en met C-536/21 zijn identiek

1. Is richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van toepassing wanneer bijzondere aspecten die inherent zijn aan bepaalde activiteiten in overheidsdienst, bijvoorbeeld bij de strijdkrachten of de politie, of aan bepaalde activiteiten in het kader van de bevolkingsbescherming, de toepassing ervan in de weg staan, gelet op het feit dat artikel 1, lid 3, van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad bepaalt dat deze richtlijn van toepassing is op alle particuliere of openbare sectoren in de zin van artikel 2 van richtlijn 89/391/EEG, en artikel 2, lid 2, van richtlijn 89/391/EEG bepaalt dat deze richtlijn niet geldt wanneer bijzondere aspecten die inherent zijn aan bepaalde activiteiten in overheidsdienst, bijvoorbeeld bij de strijdkrachten of de politie, of aan bepaalde activiteiten in het kader van de bevolkingsbescherming, de toepassing ervan in de weg staan?

2. Moet bij de beoordeling of de passende beschermingsvoorzieningen in de zin van artikel 12, onder b), van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad ten behoeve van een categorie van werknemers die nachtarbeid verrichten gedurende niet meer dan 7 uur per tijdvak van 24 uur, gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor een andere categorie van werknemers, die nachtarbeid verrichten gedurende niet meer dan 8 uur maar voordelen genieten zoals meer vakantiedagen, een eerdere pensioendatum, een hogere vergoeding bij pensionering en een hogere extra vergoeding wegens anciënniteit, rekening worden gehouden met de voordelen die de werknemers van de tweede categorie genieten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: SZW, BZK