C-530/18 EP

Contentverzamelaar

C-530/18 EP

Prejudiciële zaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    9 oktober 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    25 november 2018

Trefwoorden: bevoegdheid; personen- en familierecht

Onderwerp:

-           Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000;


Feiten:

Eiseres EP, Roemeens staatsburger, heeft de rechter in eerste aanleg Buftea, Roemenië verzocht om ontbinding van het huwelijk met verweerder FO, Frans staatsburger. Beide partijen eisen dat hun minderjarige kind aan hen zal worden toegewezen en dat wordt bepaald dat de verblijfplaats van het kind bij eiseres respectievelijk verweerder zal zijn, alsmede dat de tegenpartij zal worden verplicht tot de betaling van een bijdrage voor het grootbrengen en opvoeden van de minderjarige. Verweerder voert daarnaast de exceptie van algehele onbevoegdheid van de Roemeense rechter aan en stelt dat in dit geding de rechter op het grondgebied van de Russische Federatie bevoegd is. De Roemeense rechter heeft de exceptie van internationale onbevoegdheid afgewezen en bij civiel vonnis van 4 juli 2016 de ontbinding van het huwelijk met instemming van de partijen uitgesproken. Met het oog op het belang van de minderjarige, heeft de Roemeense rechter beslist dat de minderjarige haar verblijfplaats bij de moeder zal hebben, dat partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag ten aanzien van dezen zullen uitoefenen, dat de persoonlijke banden tussen verweerder en de minderjarige in stand zullen blijven overeenkomstig een door de rechter vastgestelde omgangsregeling en dat verweerder zal worden verplicht tot de betaling van een bijdrage voor het grootbrengen en opvoeden van de minderjarige. Tegen dit vonnis hebben beide partijen beroep aangetekend.


Overweging:

Aangezien er tegen het arrest dat de Tribunalul Ilfov zal wijzen geen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend en er betreffende de opgeworpen vragen van Unierecht geen vaste rechtsprak kan worden gevonden, bestaat gezien de omstandigheden van de zaak twijfel over de juiste uitleg van artikel 15 van de Verordening. De Tribunalul Ilfov is van mening dat de Roemeense rechter beter in staat is de zaak te behandelen gezien het belang van het kind en het feit dat zij de gewone verblijfplaats in Roemenië heeft. Voor de behandeling van het geschil is daarom uitlegging van artikel 15 van de Verordening noodzakelijk.


Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 15 van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, aldus worden uitgelegd dat dit artikel een uitzondering vormt op de regel van de bevoegdheid van de nationale rechter in het land waar het kind zijn feitelijke verblijfplaats heeft?

2. Moet artikel 15 van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, aldus worden uitgelegd dat dit artikel de criteria aangeeft waaruit blijkt dat het kind een bijzondere band heeft met Frankrijk [de door de verzoekende partij aangegeven criteria zijn de volgende: het kind is geboren in Frankrijk, heeft een vader die Frans staatsburger is, heeft bloedverwanten, namelijk twee zusters en een broer, een nicht (de dochter van haar zuster), de grootvader van vaderskant, de huidige vriendin van haar vader en hun minderjarige dochter, die in Frankrijk wonen, terwijl ze in Roemenië geen familie van moederskant heeft, ze bezoekt een Franse school, de opvoeding en de mentaliteit van het kind zijn altijd Frans geweest, de taal die thuis werd gesproken tussen de ouders onderling en tussen de ouders en het kind was altijd Frans], zodat de nationale rechter moet constateren dat de Franse rechter beter in staat is de zaak te behandelen?

3. Moet artikel 15 van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, aldus worden uitgelegd dat de procedurele verschillen in de wetgeving van de beide landen, zoals de behandeling van de zaak achter gesloten deuren, door gespecialiseerde rechters, het belang van het kind dienen zoals bedoeld in deze bepalingen van [Unie] recht?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten