C-530/19 Niki Luftfahrt

Contentverzamelaar

C-530/19 Niki Luftfahrt

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 3 september 2019
Schriftelijke opmerkingen: 20 oktober 2019

Trefwoorden : aansprakelijkheid; luchtreizigersverordening;

Onderwerp :

- Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: verordening);

 

Feiten:

Gedaagde is faillissementscurator van de luchtvaartmaatschappij Niki Luftfahrt. Eiseres (ON) zou met een vlucht van deze luchtvaartmaatschappij van Mallorca naar Wenen reizen. Wegens de annulering van deze vlucht vond een omboeking naar de volgende dag plaats. Daarom moest de luchtvaartmaatschappij overeenkomstig artikel 5(1)b) en artikel 9(1)b) van de verordening een hotelaccommodatie aanbieden. Zij heeft eiseres in een plaatselijk hotel ondergebracht. Eiseres zit in een rolstoel en de volgende dag viel en raakte zij ernstig gewond vanwege een scheur in het asfalt van de weg. Eiseres vordert schadevergoeding van gedaagde en voert aan dat het ongeval zich op het terrein van het hotel heeft voorgedaan en het personeel van de hotelexploitant nalatig heeft gehandeld. Gedaagde betoogt dat op grond van de verordening noch op grond van nationaal recht sprake is van aansprakelijkheid van de luchtvaartmaatschappij voor nalatigheid van het personeel van de hotelexploitant. De verplichtingen van de luchtvaartmaatschappij beperken zich tot het aanbieden van een accommodatie. Een aansprakelijkheid die is gebaseerd op nationaal recht zou de waarborgverplichting van de luchtvaartmaatschappij te boven gaan.

 

Overweging:

De rechter in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen. De rechter in tweede aanleg heeft deze uitspraak vernietigd en de zaak voor een nieuwe uitspraak terugverwezen. Het Oberste Gerichtshof moet beslissen over het Rekurs van gedaagde dat strekt tot bekrachtiging van de uitspraak van de rechter in eerste aanleg, waarin de vordering was afgewezen. De niet-nakoming van de verplichting tot verzorging van hotelaccommodatie leidt tot een recht op compensatie van de passagier. Niet is uitgesloten dat een gebrekkige nakoming op dezelfde wijze wordt behandeld. De eerste prejudiciële vraag betreft de verduidelijking van deze kwestie. Indien het (vermeende) gebrekkige handelen van het hotelpersoneel niet leidt tot een recht dat direct op de verordening is gegrond, dient te worden nagegaan of er sprake is van een recht op compensatie in de zin van artikel 12 van de verordening. Het Hof heeft zich niet eerder gebogen over deze vraagstukken, daarom gaat de verwijzende rechter over tot het stellen van de prejudiciële vragen.

 

Prejudiciële vragen:

1. Is een luchtvaartmaatschappij die op grond van artikel 5, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, bijstand als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b) moet bieden, op grond van deze verordening aansprakelijk voor schade die een passagier heeft geleden wegens letsel dat is veroorzaakt door nalatigheid van personeel van een hotelaccommodatie die door de luchtvaartmaatschappij ter beschikking is gesteld?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Beperkt de verplichting van de luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b), van verordening nr. 261/2004 zich ertoe voor de passagier een hotel te regelen en de kosten van deze accommodatie op zich te nemen of is de luchtvaartmaatschappij de accommodatie als zodanig verschuldigd?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-83/10; C-12/11; IATA C-344/04; flightright, gevoegde zaken C-274/16, C-447/16 en C-448/16;

Specifiek beleidsterrein: IenW; EZK; JenV