C-534/15 Dumitraș

Contentverzamelaar

C-534/15 Dumitraș

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   5 januari 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       22 januari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   22 februari 2016
Trefwoorden: consumentenbescherming
Onderwerp: - richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

Verzoeker Pavel Dumitraș is bestuurder van de vennootschap SC Lanca. Hij sluit tussen 2005 – 2008 drie kredietovereenkomsten met hypothecaire borgstelling van verzoeker en zijn echtenote met verweerster BRD Groupe Société Générale, filiaal in Satu Mare/ROE. Op 30-07-2009 worden drie herfinancieringsovereenkomsten gesloten tussen dezelfde partijen. Op dezelfde datum wordt een notariële akte verleden (‘overeenkomst van koop en verkoop door middel van subjectieve novatie-volkomen schuldoverdracht’), waarbij een derde partij (SC Lanca Construcții), waarvan noch verzoeker noch verzoekster bestuurder is, maar voor welke vennootschap verzoekers zich borg hebben gesteld voor de genoveerde vorderingen, in de plaats is getreden van de schuldenaar uit de litigieuze overeenkomsten, SC Lanca SRL, van verzoeker P. Dumitraș. Verweerster heeft bevestigd dat de oude schuldenaar van zijn verplichtingen is bevrijd van de uit de periode 2005 – 2008 stammende leningen. Op 06-12-2013 stappen verzoekers naar de rechter tot vaststelling van nietigheid van de bedingen over rente en provisies in de borgstellingsovereenkomsten wegens het oneerlijke karakter. De maandelijks geïnde provisies vormen een onverschuldigde betaling. Zij eisen terugbetaling daarvan, en voortzetting van de overeenkomsten met uitsluiting van de oneerlijke bedingen. Zij stellen dat het om standaardovereenkomsten gaat uit de categorie toetredingsovereenkomsten, waarop de ROE wet van toepassing is die oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten verbiedt. Over de provisies is niet onderhandeld met verweerster en verzoekers hebben geen kans gekregen van de contractuele voorwaarden kennis te nemen. Er is geen sprake van contractrisico gezien het hypothecaire onderpand. Verweerster ontkent procesbevoegdheid aangezien verzoekers geen consumenten zijn maar de leningen voor handelsdoeleinden hebben gesloten.

De verwijzende ROE rechter (Rb Satu Mare) stelt vast dat verzoekers aanvankelijk als natuurlijke personen borg stonden bij een met verweerster gesloten leningsovereenkomst naast de hoofdschuldenaar-rechtspersoon, SC Lanca SRL, met als bestuurder verzoeker. Nadien is die overeenkomst gewijzigd en is de vordering vernieuwd met een andere rechtspersoon, SC Lanca Construcții SRL waarvan verzoekers geen bestuurders zijn. De vraag is dus of beide verzoekers in de litigieuze met verweerster gesloten kredietovereenkomsten als consument kunnen worden aangemerkt. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Moet de omschrijving van „consument” in artikel 2, onder b), van richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat daaronder ook natuurlijke personen vallen die in de hoedanigheid van borg aanvullende akten hebben getekend en overeenkomsten (borgtocht of hypotheek op onroerende zaken) hebben gesloten die accessoir zijn aan de kredietovereenkomst die een handelsvennootschap heeft gesloten voor de uitoefening van haar activiteit, indien deze natuurlijke personen geen enkele band hebben met de activiteit van de handelsvennootschap en niet hebben gehandeld in de uitoefening van hun bedrijfs- of beroepsactiviteit, gelet op het feit dat verzoekers naast de hoofdschuldenaar-rechtspersoon, met als bestuurder verzoeker, als natuurlijke personen borg hebben gestaan voor een met de verwerende kredietgever gesloten leningsovereenkomst, maar dat die overeenkomst nadien is gewijzigd en de oude schuldenaar, waarvan verzoeker bestuurder was, met instemming van de verwerende kredietgever het krediet heeft vernieuwd met een andere rechtspersoon, waarvan noch verzoeker noch verzoekster bestuurder is, maar waarbij verzoekers ten voordele van de nieuwe schuldenaar-rechtspersoon als borgstellers de genoveerde verbintenis zijn aangegaan?
2. Moet artikel 1, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus worden uitgelegd dat enkel overeenkomsten tussen handelaren en consumenten over de verkoop van goederen of diensten binnen de werkingssfeer van die richtlijn vallen of ook overeenkomsten (zekerheidstelling, borgtocht) die accessoir zijn aan een kredietovereenkomst met een handelsvennootschap als kredietnemer, gesloten door natuurlijke personen die geen enkele band hebben met de activiteit van de handelsvennootschap en niet hebben gehandeld in de uitoefening van hun bedrijfs- of beroepsactiviteit, gelet op het feit dat verzoekers naast de hoofdschuldenaar-rechtspersoon, met als bestuurder verzoeker, als natuurlijke personen borg hebben gestaan voor een met de verwerende kredietgever gesloten leningsovereenkomst, maar dat die overeenkomst nadien is gewijzigd en de oude schuldenaar, waarvan verzoeker bestuurder was, met instemming van de verwerende kredietgever het krediet heeft vernieuwd met een andere rechtspersoon, waarvan noch verzoeker noch verzoekster bestuurder is, maar waarbij verzoekers ten voordele van de nieuwe schuldenaar-rechtspersoon als borgstellers de genoveerde verbintenis zijn aangegaan?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-419/11 Ceská sporitelna
Specifiek beleidsterrein: VenJ en EZ

Gerelateerde documenten