C-543/21 Verband Sozialer Wettbewerb
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 26 oktober 2021Schriftelijke opmerkingen: 12 december 2021
Trefwoorden : prijsaanduiding, consumentenbescherming, harmonisatie
Onderwerp :
- Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten;
- Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad;
- Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie;
- Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
Feiten:
Verzoekster is een vereniging die waakt voor het belang van haar leden bij de eerbiediging van het mededingingsrecht. Verweerster verkoopt levensmiddelen. In een folder maakte zij reclame voor dranken in statiegeldflessen en yoghurt in statiegeldpotten. Het statiegeld was niet inbegrepen in de aangeduide prijzen begrepen, maar werd vermeld door middel van de toevoeging „exclusief ... EUR statiegeld”. Verzoekster acht dit ontoelaatbaar wegens het ontbreken van de vermelding van een totale prijs en vordert van verweerster staking van deze praktijk alsook vergoeding van een forfaitair bedrag voor aanmaningskosten. Het Landgericht heeft verweerster veroordeeld overeenkomstig de vordering. Op het door verweerster ingestelde hoger beroep heeft de appelrechter het vonnis van het Landgericht gewijzigd en de vordering afgewezen. Met haar beroep in Revision beoogt verzoekster het herstel van het vonnis van het Landgericht. Of het beroep in Revision slaagt, hangt af van de uitlegging van artikel 2, onder a), en artikel 10 van richtlijn 98/6 alsook van de uitlegging van de reikwijdte van de met richtlijn 2005/29 beoogde volledige harmonisatie.
Overweging:
De verwijzende rechter wil weten of een statiegeldbedrag dat moet worden betaald bij de aankoop van goederen in statiegeldflessen of statiegeldpotten, in de totale prijs moet zijn opgenomen. Dit leidt tot de vraag of de verkoopprijs in de zin van artikel 2, onder a), van richtlijn 98/6 ook het statiegeld moet omvatten dat de consument moet betalen bij de aankoop van goederen in statiegeldflessen of –potten met betrekking tot reclames in de zin van artikel 3, leden 1 en 4 van richtlijn 98/6. Verder vraagt de verwijzende rechter zich af of het handhaven van regeling die afwijkt van artikel 3 jo. artikel 2 van richtlijn 98/6 (de prijs van statiegeld naast de verkoopprijs vermelden in plaats van als totaalbedrag) geoorloofd is op grond van artikel 10 van richtlijn 98/6 of dat het indruist tegen het idee van volledige harmonisatie in richtlijn 2005/29? Volgens artikel 10 van richtlijn 98/6 bestaat er namelijk voor de lidstaten geen beletsel om – onverminderd hun verdragsverplichtingen – bepalingen aan te nemen of te handhaven die uit het oogpunt van consumentenvoorlichting en prijsvergelijking gunstiger zijn, wat duidt op minimale harmonisatie, terwijl bij richtlijn 2005/29 de regels inzake oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten volledig worden geharmoniseerd op het niveau van de Unie.
Prejudiciële vragen:
1) Moet het begrip „verkoopprijs” in de zin van artikel 2, onder a), van richtlijn 98/6/EG aldus worden uitgelegd dat deze ook het statiegeld moet omvatten dat de consument verschuldigd is wanneer hij goederen in statiegeldflessen of statiegeldpotten koopt?
2) Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:
Mogen de lidstaten krachtens artikel 10 van richtlijn 98/6/EG een van artikel 3, leden 1 en 4, juncto artikel 2, onder a), van richtlijn 98/6/EG afwijkende regeling handhaven, zoals die welke is vervat in § 1, lid 4, van de Preisangabenverordnung [(besluit inzake de prijsaanduiding)], die inhoudt dat, wanneer behalve de prijs van een goed een terugbetaalbare zekerheid wordt verlangd, het bedrag daarvan moet worden vermeld naast de prijs van het goed en er geen totaalbedrag mag worden gevormd, of verzet het aan richtlijn 2005/29/EG ten grondslag liggende idee van volledige harmonisatie zich daartegen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-476/14, C-261/07, C-299/07, C-540/08, C-421/12, C-760/18, C-54/17, C-55/17, C-363/19, C-632/16, C-544/13, C-545/13
Specifiek beleidsterrein: IenW