C-544/15 Fahimian

Contentverzamelaar

C-544/15 Fahimian

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   7 december 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       23 december 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   23 januari 2016
Trefwoorden: visumafgifte (studievisum); beperkende maatregelen (‘bevriezing tegoeden’) Iran

Onderwerp
- Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Pb L 88, blz. 1) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1202/2014 van de Raad van 7 november 2014 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Pb L 325, blz. 3);
- Richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk; (Pb L 375, blz. 12)

Verzoekster is Iraans staatsburger. Zij vraagt in november 2012 een visum bij de DUIaut om een doctoraatstudie te kunnen beginnen bij CASED (Center for Advanced Security Research Darmstadt) van de Technische Universiteit Darmstadt (TUD). Zij heeft in Iran een MSc informatietechnologie aan de Sharif University of Technology (SUT) behaald, heeft al een toelatingsbewijs tot de TUD en een aanbevelingsbrief van het CASED. Haar onderzoeksterrein is IT-beveiliging. De visumaanvraag wordt niet gehonoreerd en bezwaar heeft geen succes. Verzoekster heeft nu beroep ingesteld. Belangrijkste grond voor verweerder (DUI staat) om haar een visum te weigeren is het gevaar voor de openbare veiligheid (artikel 6 lid 1.d van RL 2004/114): de door verzoekster opgedane kennis en vaardigheden kunnen in haar thuisland worden misbruikt voor militaire dan wel onderdrukkende doeleinden. Het belang van de SUT voor militair georiënteerd onderzoek in Iran is in de internationale gemeenschap erkend. In uitvoeringsVo. 1202/2014 is de SUT vermeld als organisatie waarvoor wegens haar nauwe banden in de machtsstructuren aldaar beperkende maatregelen gelden. Niet kan worden uitgesloten dat verzoekster ook na afronding van haar studie nog steeds contacten bij de SUT heeft.

De verwijzende DUI rechter (Verwaltungsgericht Berlin) overweegt dat er slechts één toelatingsvoorwaarde problemen geeft. Omdat afweging in een zaak als deze een complexe evaluatie vergt pleit dat in zijn ogen voor een (ruime) beoordelingsmarge door de EULS. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1a. Moet artikel 6, lid 1, onder d, van richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk, in die zin worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de controle of een derdelander die verzoekt te worden toegelaten voor de in de artikelen 7 tot en met 11 van die richtlijn genoemde doeleinden, wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, over een beoordelingsmarge beschikken, op grond waarvan de evaluatie van de autoriteiten enkel marginaal kan worden getoetst door de rechter?
1b. Indien vraag 1a bevestigend wordt beantwoord: Welke juridische grenzen gelden voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de evaluatie of een derdelander die verzoekt te worden toegelaten voor de in de artikelen 7 tot en met 11 van richtlijn [2004/114] genoemde doeleinden, moet worden beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, in het bijzonder wat de aan de evaluatie ten grondslag liggende feiten en de beoordeling ervan betreft?
2. Ongeacht het antwoord op de vragen 1a en 1b: Moet artikel 6, lid 1, onder d, van richtlijn [2004/114] in die zin worden uitgelegd dat de lidstaten op grond daarvan bevoegd zijn om in een situatie als de onderhavige – waarin een derdelander uit Iran, die haar universitaire diploma in Iran heeft behaald aan de voor techniek, ingenieurswetenschappen en natuurkunde gespecialiseerde Sharif University of Technology (Teheran) en die verzoekt om toegang met het oog op een doctoraatsstudie op het gebied van het IT-beveiligingsonderzoek in het project „betrouwbare ingebedde en mobiele systemen”, met name de ontwikkeling van doeltreffende beschermingsmechanismen voor smartphones – de toelating tot hun grondgebied te weigeren met het argument dat niet kan worden uitgesloten dat de in samenhang met het onderzoeksproject verworven vaardigheden in Iran zullen worden misbruikt, bijvoorbeeld om vertrouwelijke informatie in de Westerse landen te verkrijgen, dan wel ter interne onderdrukking of algemeen in samenhang met schending van mensenrechten?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-84/12 Koushkaki; C-491/13 Alaya
Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB

Gerelateerde documenten