C-546/16 Montte

Contentverzamelaar

C-546/16 Montte

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   20 december 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       6 januari 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   6 februari 2017

Trefwoorden: overheidsopdrachten; fasering van de selectieprocedure

Onderwerp: - richtlijn 2014/24 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG;

Verzoekster heeft 11-08-2016 beroep ingesteld bij de verwijzende gerechtelijke instantie (OARC) tegen het bestek van de opdracht voor “levering van meubilair en grafische signalering, specifiek meubilair voor muziekinrichtingen, muziekinstrumenten, elektro-akoestische apparatuur, opnameapparatuur en audiovisuele apparatuur, computerapparatuur en reprografische apparatuur” van verweerster Musikene, een overheidsstichting die voldoet aan de kenmerken van een ‘niet-centrale aanbestedende dienst’ van de SPA wet. Het gaat om een open procedure, boven de drempelwaarde van RL 2014/24 en gepubliceerd in het PbEU van 26-07-2016. De verwijzende instantie zet uiteen waarom zij voldoet aan de vereisten van VWEU artikel 267.

Verzoekster maakt bezwaar tegen het puntenstelsel van de selectieprocedure, met name het vereiste minimum voor de technische offerte om deelname aan het economische deel van de selectieprocedure voort te zetten (= 35 van 50 ptn). Voor het maximum voor het economische deel te behalen punten (50) is het volgende bepaald. Aan een offerte waarvan het bedrag gelijk is aan de waarde van de opdracht worden 0 punten toegekend en vervolgens worden voor een lagere prijs ten opzichte van de aangegeven waarde steeds meer punten toegekend, tot het maximum van 50. Verzoekster stelt dat de voorwaarde van het minimumaantal punten dat nodig is om het selectieproces voort te zetten nietig moet worden verklaard omdat deze voorwaarde de toegang tot de waardering van de lagere prijs ten opzichte van de waarde van de opdracht beperkt en de gezamenlijke weging van de technische en economische criteria van het bestek (50-50) feitelijk teniet doet. De technische criteria zijn onderhevig aan een waardeoordeel in tegenstelling tot de prijsfactor. Dit zou in de praktijk erop neerkomen dat de technische criteria voor 100% van het totale aantal punten meetellen, zodat inschrijvingen daarnaast niet kunnen worden beoordeeld op de aangeboden prijs. Dit belet verweerster om na afweging van alle criteria te bepalen wat de meest voordelige inschrijving is. Verweerster stelt dat eerst aan de minimumeisen moet zijn voldaan wegens inpassing van de apparatuur in een gebouw en pas daarna de economische offerte kan worden beoordeeld.

De verwijzende SPA instantie (Commissie voor overheidsopdrachten Euskadi) stelt vast dat RL 2014/24 sinds 19-04-2016 van toepassing is (uiterste omzettingsdatum). In deze RL wordt noch in de openbare noch in de niet-openbare aanbestedingsprocedure de trapsgewijze uitsluiting van inschrijvingen door toepassing van gunningscriteria in opeenvolgende fasen genoemd (een wijziging ten opzichte van RL 2004/18). RL 2014/24 legt nadruk op de mogelijkheid tot vergelijking van inschrijvingen en niet op uitsluiting. Dit om voldoende deelname in de eindfase en zo daadwerkelijke mededinging te bevorderen. De vragen aan het HvJEU betreffen de verenigbaarheid van de SPA regeling met RL 2014/24:

1) Verzet richtlijn 2014/24 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG zich tegen een nationale wettelijke bepaling zoals artikel 150, lid 4, TRLCSP, of tegen een uitlegging en toepassing van een dergelijke bepaling, die aanbestedende diensten de mogelijkheid biedt om in het bestek van een openbare aanbestedingsprocedure gunningscriteria op te nemen die in opeenvolgende eliminatiefasen worden toegepast op inschrijvingen die niet voldoen aan een vooraf vastgesteld minimumaantal punten?

2) Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt, verzet de voornoemde richtlijn 2014/24 zich tegen een nationale wettelijke bepaling, of tegen een uitlegging of toepassing van een dergelijke bepaling, die in de openbare procedure verwijst naar het bovengenoemde systeem van in opeenvolgende eliminatiefasen toepasselijke gunningscriteria, wanneer dit ertoe leidt dat er in de laatste fase onvoldoende inschrijvingen overblijven om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen?

3) Indien het antwoord op de tweede vraag bevestigend luidt, verzet de voornoemde richtlijn 2014/24 zich tegen een clausule als de onderhavige, waarin de factor prijs alleen wordt meegewogen voor inschrijvingen die ten minste 35 van de 50 punten hebben behaald voor de technische criteria, omdat zij geen waarborg biedt voor een daadwerkelijke mededinging of omdat zij strijdig is met de verplichting van de richtlijn om de opdracht te gunnen aan de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitsverhouding?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: EZ
 

Gerelateerde documenten