C-547/14 Philip Morris Brands ao
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 26 januari 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 12 februari 2015 Schriftelijke opmerkingen: 12 maart 2015 Trefwoorden: volksgezondheid (tabaksrichtlijn); mededinging Onderwerp Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG (in de vragen afgekort tot TPD2)
Veel deelnemende partijen aan deze zaak, afkomstig uit de Europese tabaksindustrie (verzoekers en interveniënten). Verzoeksters stellen rechtstreeks geraakt te zijn door RL 2014/40/EU. Er loopt al een rechtstreeks beroep tot nietigverklaring over deze RL, ingesteld door POL, in zaak C-358/14. NL heeft in de rechtstreekse zaak niet zelfstandig geïntervenieerd maar meegekeken met en input geleverd voor het verweerschrift van de Raad. Verder heeft de VK-rechter onlangs zaak C-477/14 Pillbox 38 voorgelegd waarin het accent ligt op de elektronische sigaret. In deze zaak gaat het met name om uitsluiting van het op de (interne) markt brengen van ‘tabaksproducten met een kenmerkend aroma’ (zoals mentholsigaretten). Verzoeksters zaak hebben veel bezwaren tegen de RL. Verweerder (Secretary of State) is van mening dat de RL in zijn geheel geldig is. Verzoeksters bezwaren richten zich op de rechtsgrondslag (VWEU 114), of de RL niet een onevenredige inbreuk op grondrechten is, of sprake is van ontoelaatbare bevoegdheids-overdracht richting EURCIE en op de vraag of inbreuk is gepleegd op het subsidiariteitsbeginsel. De verwijzende VK rechter (High Court of Justice - England and Wales) verzoekt het Hof om de mogelijkheid te bezien onderhavige zaak tezamen met bovengenoemde zaken te behandelen. Hij legt het HvJEU onderstaande vragen voor: Rechtsgrondslag 1. Is de richtlijn geheel of gedeeltelijk ongeldig, omdat artikel 114 VWEU geen geschikte rechtsgrondslag is? In het bijzonder geldt: (a) Met betrekking tot artikel 24, lid 2, van de richtlijn: (i) wat betreft de uitlegging van deze bepaling, in hoeverre is het lidstaten toegestaan strengere voorschriften aan te nemen met betrekking tot de standaardisatie van de verpakking van tabakswaren; en, (ii) in het licht van de voorgaande uitlegging, is artikel 24, lid 2, ongeldig, omdat artikel 114 VWEU geen geschikte rechtsgrondslag is? (b) Is artikel 24, lid 3, TPD2, op grond waarvan lidstaten een categorie tabakswaren of aanverwante producten onder bepaalde omstandigheden kunnen verbieden, ongeldig, omdat artikel 114 VWEU geen geschikte rechtsgrondslag is? (c) Zijn de volgende voorschriften ongeldig, omdat artikel 114 VWEU geen geschikte rechtsgrondslag is: (i) de voorschriften van hoofdstuk II van titel II TPD2, die betrekking hebben op de verpakking en de etikettering; (ii) artikel 7 TPD2, voor zover het mentholsigaretten en tabakswaren met een kenmerkend aroma verbiedt; (iii) artikel 18 TPD2, op grond waarvan lidstaten de grensoverschrijdende verkoop van tabakswaren op afstand kunnen verbieden; en, (iv) de artikelen 3, lid 4, en 4, lid 5, TPD2, die aan de Commissie bevoegdheid met betrekking tot emissieniveaus overdragen? Evenredigheid en grondrechten 2. Met betrekking tot artikel 13 TPD2: (a) moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat zij ware en niet-misleidende beweringen over tabakswaren op de verpakking van het product verbiedt; en, (b) zo ja, is dit ongeldig, omdat het het evenredigheidbeginsel en/ of artikel 11 van het Handvest van de grondrechten schendt? 3. Is één of alle van de volgende voorschriften van de TPD2 ongeldig, omdat het evenredigheidsbeginsel wordt geschonden: (a) artikel 7, leden 1 en 7, voor zover het het in de handel brengen van tabakswaren met menthol als kenmerkend aroma alsook het in de handel brengen van tabakswaren die in enige van hun bestanddelen geur- of smaakstoffen bevatten, verbiedt; (b) de artikelen 8, lid 3, 9, lid 3, 10, lid 1, sub g, en 14, voor zover zij allerlei eisen stellen met betrekking tot de standaardisatie van de verpakking; en, (c) artikel 10, lid 1, sub a en c, voor zover het de eis stelt dat gezondheids-waarschuwingen 65 % van de buitenvoor- en achterkant van de verpakkingseenheid en de buitenverpakking beslaan? Overdracht/ Implementatie 4. Is één of alle van de volgende voorschriften van de TPD2 ongeldig, omdat artikel 290 VWEU wordt geschonden: (a) artikel 3, leden 2 en 3, met betrekking tot maximumemissieniveaus; (b) artikel 4, lid 5, met betrekking tot emissiemeetmethoden; (c) artikel 7, leden 5, 7 en 12, met betrekking tot de regulering van ingrediënten; (d) de artikelen 9, lid 5, 10, leden 1, sub f, 10, en 3, 11, lid 6, 12, leden 3 en 12, met betrekking tot gezondheidswaarschuwingen; (e) artikel 20, lid 11, met betrekking tot het verbod op elektronische sigaretten en/ of navulverpakkingen; en/ of, (f) artikel 15, lid 12, met betrekking tot overeenkomsten over de opslag van gegevens? 5. Zijn de artikelen 3, lid 4, en 4, lid 5, TPD2 ongeldig, omdat zij het rechtszekerheidsbeginsel schenden en/ of op ontoelaatbare wijze bevoegdheid overdragen aan externe lichamen die zich niet hoeven te houden aan de procedurele waarborgen waarin het EU-recht voorziet? 6. Is één of alle van de volgende voorschriften van TPD2 ongeldig, omdat zij artikel 291 VWEU schenden: (a) artikel 6, lid 1, met betrekking tot rapportageverplichtingen; (b) artikel 7, leden 2, 3, 4, en 10, met betrekking tot uitvoeringshandelingen betreffende het verbieden van tabakswaren onder bepaalde omstandigheden; en/ of, (c) de artikelen 9, lid 6, en 10, lid 4, met betrekking tot gezondheidswaarschuwingen? Subsidiariteit 7. Is TPD2 en in het bijzonder de artikelen 7, 8, lid 3, 9, lid 3, 10, lid 1, sub g, 13, en 14, ongeldig vanwege niet-naleving van het subsidiariteitsbeginsel? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-380/03 DUI / EP en Raad; C-58/08 Vodafone e.a. Specifiek beleidsterrein: VWS mede EZ