C-548/22 Presidenza del Consiglio dei Ministri e.a. 

Contentverzamelaar

C-548/22 Presidenza del Consiglio dei Ministri e.a. 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     20 oktober 2022
Schriftelijke opmerkingen:                     6 december 2022

Trefwoorden: honorair magistraat, consolidering, schadevergoeding

Onderwerp:

•            Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

•            De bijlage bij richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december  1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23/EG van de Raad van 7 april 1998

•            De bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd,

Feiten:

Verzoekster is honorair magistraat die als honorair adjunct-openbaar aanklager bij een Italiaans parket belast is met strafvervolging. Verzoekster preciseert dat zij sinds 04-04-2001 onafgebroken de functie van met strafvervolging belaste honorair magistraat heeft vervuld, en dat haar functie meerdere malen bij wet is verlengd of is bevestigd tot 31-05-2024. Zij verklaart dat zij zich genoodzaakt zag om overeenkomstig nationaal recht, een verzoek in te dienen tot deelname aan een beoordelingsprocedure voor de consolidering van de arbeidsverhouding tot de leeftijd van 70 jaar, om te voorkomen dat haar dienstbetrekking als honorair magistraat per 28-06-2022 onmiddellijk werd beëindigd. Volgens dezelfde wetsbepaling is deze vorm van „consolidering” door het Italiaanse parlement goedgekeurd om „tegemoet te komen aan supranationale eisen”, onder verwijzing naar de bij de Europese Commissie aanhangige inbreukprocedure tegen de Italiaanse staat wegens niet-omzetting van richtlijnen 1999/70/EG, 2003/88/EG en 92/85/EEG,  waarbij op 15-07-2021 een aanmaningsbrief naar Italië is gezonden. Volgens diezelfde nationale regeling brengt het verzoek tot deelname aan de beoordelingsprocedures met het oog op „consolidering” met zich dat wordt afgezien van alle verdere aanspraken van welke aard dan ook, die voortvloeien uit de arbeidsverhouding van honorair magistraat. Als alternatief is het mogelijk om het dienstverband te beëindigen met een bruto vergoeding van 1 500 EUR voor elk dienstjaar waarin de betrokkene de functie van honorair magistraat heeft vervuld, met een maximum van 50 000 EUR, vóór belastingen. Verzoekster stelt dat die nationale regeling in strijd is met het Unierecht, en verwijst daarbij met name naar de verplichting van de lidstaten om richtlijnen in nationaal recht om te zetten, en naar de gevolgen die de niet-omzetting van de richtlijnen voor de staten heeft wat betreft schadevergoeding aan de betrokkenen.

Overweging:

Volgens de verwijzende rechter moet worden vastgesteld of het nationale recht verenigbaar is met het Unierecht, aangezien hij, indien werd geoordeeld dat het nationale recht daarmee niet verenigbaar is, akte moet nemen van het feit dat het Unierecht in de weg staat aan de nationale regeling, die verzoekster de voornoemde rechten ontneemt die het voorwerp zijn van de civiele procedure in het kader waarvan de onderhavige verwijzingsbeslissing is gegeven. Ter voorkoming van verdere uitspraken van de Unierechter tegen de precaire arbeidsverhoudingen van honorair magistraten voorziet de Italiaanse Republiek in wezen, enerzijds, in een onzekere consolideringsprocedure door deelname aan de genoemde beoordelingsprocedures of in een veel te lage vergoeding voor de daadwerkelijk geleden schade, en ontneemt zij, anderzijds, de betrokkenen elk recht op vergoeding van de schade die is geleden doordat alle andere voornoemde Europese richtlijnen nog steeds niet in nationaal recht zijn omgezet, door hen te dwingen daarvan af te zien. Aangezien er geen Unierechtspraak bestaat over de positie van honorair magistraten met vervolgingstaken, vraagt de verwijzende rechter zich af hoe het Unierecht moet worden uitgelegd en verzoekt hij het Hof om een uitlegging die hem in staat stelt de prejudiciële vraag te beantwoorden.

Prejudiciële vragen:

Moeten artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de artikelen 17, 31, 34 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, clausule 4 van de op 6 juni 1997 gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81/EG van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23/EG van de Raad van 7 april 1998, en clausule 4 van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als die van artikel 29 van [decreto legislativo] nr. 116 van [13] juli 2017, zoals vervangen door artikel 1, lid 629, van wet nr. 234 van 30 december 2021, waarin is bepaald dat van rechtswege automatisch afstand word gedaan van elke aanspraak met betrekking tot de omzetting van de genoemde richtlijnen in nationaal recht, waarbij elke door het Unierecht gewaarborgde bescherming op het gebied van loon, arbeidsomstandigheden en sociale zekerheid teniet gaat:

- wanneer een honorair magistraat – als Europees werknemer voor bepaalde tijd en deeltijdwerker – die vergelijkbaar is met de beroepsrechter – als Europees werknemer voor onbepaalde tijd en voltijdwerker – louter een verzoek indient tot deelname aan de consolideringsprocedures waarmee formeel uitvoering is gegeven aan clausule 5, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG,

- of wanneer een honorair magistraat, indien hij die procedures niet met goed gevolg heeft doorlopen of geen verzoek heeft ingediend, een vergoeding ontvangt die duidelijk niet passend is en niet in verhouding staat tot de schade die hij heeft geleden wegens de niet-omzetting van de genoemde richtlijnen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Governo della Repubblica italiana (C-658/18), Ministero della Giustizia e.a. (C-236/20)

Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten