C-549/16 Palais Kaiserkron

Contentverzamelaar

C-549/16 Palais Kaiserkron

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   20 december 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       6 januari 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   6 februari 2017

Trefwoorden: btw; registratieheffing op contracten voor de verhuur van kapitaalgoederen

Onderwerp: - richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over toegevoegde waarde

Verzoekster heeft 22-01-2013 om teruggave gevraagd van registratieheffing voor een aantal contracten voor de verhuur van onroerende kapitaalgoederen. Aangezien dit (stilzwijgend) wordt geweigerd wendt zij zich tot de Commissie voor belastinggeschillen in eerste aanleg te Bolzano waar zij stelt deze belasting enkel uit voorzorg te hebben betaald omdat de ITA bepaling waarin deze registratieheffing geregeld is strijdig zou zijn met RL 2006/112: de RL verbiedt EULS belastingen in te voeren met het karakter van een omzetbelasting omdat die (in de vorm van btw) al bestaat. De geadieerde Commissie wijst het beroep toe door vast te stellen dat de betreffende heffing kennelijk het karakter van omzetbelasting heeft. Het verantwoordelijke agentschap (verweerder) gaat in beroep en wijst op de van toepassing zijnde wet waarin geregeld is dat naast btw een registratieheffing van 1% geheven wordt. Sinds 2006 geldt de regeling met name voor verhuur van belastbare en van btw vrijgestelde onroerende kapitaalgoederen. En sinds juni 2012 geldt voor de verhuur van onroerende kapitaalgoederen de algemene regel dat btw-vrijstelling de norm is en de belastingplichtige, als verhuurder, kan opteren voor toepassing van belasting over de huurovereenkomst. Verder blijft de verhuur van onroerende kapitaalgoederen, ongeacht of het regime van optionele belasting of vrijstelling van de btw wordt toegepast, onderworpen aan een registratieheffing van 1 %. Verweerster ontkent dat de heffing het karakter van een omzetbelasting heeft, maar een heffing naar draagkracht die wordt afgeleid van de verrichte rechtshandelingen. Verzoekster blijft bij haar standpunt dat de heffing strijdig is met RL 2006/112. De verhuuropbrengst heeft immers invloed op de af te dragen btw. Het argument van verschil in modaliteiten wijst zij af en haalt het arrest in C-200/90 aan waarin het HvJEU oordeelde dat een belasting, om als ‘omzetbelasting’ te worden beschouwd, niet noodzakelijkerwijs volledig gelijk hoeft te zijn aan de btw.

De verwijzende ITA rechter (Commissie voor belastinggeschillen in tweede aanleg Bolzano) oordeelt dat bij oplegging van indirecte belasting over de verhuur van onroerende kapitaalgoederen rekening gehouden dient te worden met de verhouding tussen btw en registratieheffing. Het gaat om een niet-persoonlijke indirecte belasting over zakelijke transacties tegenover een indirecte belasting die drukt op consumptie. De registratieheffing is echter, in tegenstelling tot de btw, niet neutraal door het ontbreken van het recht van aftrek. De rechter ziet dan ook strijd met RL 2006/112; de belastingplichtige betaalt immers voor dezelfde handeling en op basis van dezelfde grondslag twee belastingen. Verweerder blijft er echter bij dat het om een heffing op draagkracht gaat en niet om omzet.

De verwijzende rechter van mening acht het noodzakelijk het HvJEU te verzoeken om een uitspraak over de vraag of artikel 401 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over toegevoegde waarde aldus moet worden uitgelegd dat de belasting over de toegevoegde waarde en de registratieheffing (over contracten voor de verhuur van onroerende kapitaalgoederen als bedoeld in artikel 40 en in artikel 5, lid 1, sub a bis, van de Tarieflijst, deel een, bij decreto del Presidente della Repubblica nr. 131 van 26 april 1986) cumulatief geïnd mogen worden of aldus dat laatstgenoemde belasting het karakter heeft van omzetbelasting.

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN
 

Gerelateerde documenten