C-550/16 A et S

Contentverzamelaar

C-550/16 A et S

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   16 december 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       2 januari 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   2 februari 2017

Trefwoorden: gezinshereniging

Onderwerp: - Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging

Verzoekende partijen zijn Eritreërs die om gezinshereniging hebben verzocht met hun dochter die in oktober 2014 een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen met terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum. Ten tijde van haar aanvraag (26-02-2014) was de dochter nog minderjarig (AMA). Verzoekers verblijven in het buitenland (man in Israël, vrouw met drie minderjarige zoons in Ethiopië); de aanvraag voor A en S en de zoons is op 23-12-2014 door Vluchtelingenwerk Midden-NL ingediend. Stas VenJ (verweerder) wijst in eerste instantie de aanvraag zowel op grond van de Vw 2000 als RL 2003/86 af omdat de dochter op datum van de aanvraag voor gezinshereniging inmiddels meerderjarig is. Zowel de Rb DH (te Arnhem) op 26-02-2015 als de RvS op 23-11-2015 bevestigen de beslissing. Verzoekers stellen dat de kwalificatie als AMA dient plaats te vinden op het moment van aankomst in de LS. Zij wijzen op de lange duur van de asielprocedure; de dochter is pas laat in de procedure over haar aanvraag gehoord en zij is bij de aanvraag van de mvv pas net meerderjarig geworden. De RvS heeft weliswaar geoordeeld dat tijdsverloop van aanvragen mag worden betrokken maar zou daarbij iets in artikel 2, aanhef en onder f van de RL gelezen hebben dat er niet in staat. De nareizende familie is op deze wijze afhankelijk van verweerder of (tijdig) een beroep op de gezinsherenigingsregel kan worden gedaan. Zij menen dat ook voor een gezinsherenigingsaanvraag de terugwerkende kracht van toepassing zou moeten zijn.

De verwijzende NL rechter (Rb DH) leest in het aangehaalde artikel in RL 2003/86 dat op het uitgangspunt dat het peilmoment is gelegen in het moment van aankomst in de LS slechts twee uitzonderingen worden genoemd, beide voor wat betreft het toepassingsbereik van het begrip AMA, die beide hier niet van toepassing zijn. De RvS heeft in zijn uitspraak van 23-11-2015 geoordeeld dat niet valt in te zien dat de omstandigheid dat een vreemdeling na aankomst in NL de meerderjarige leeftijd bereikt buiten beschouwing zou moeten blijven bij de vraag of hij binnen het toepassingsbereik van artikel 2, aanhef en onder f, van de RL valt. De Rb ziet echter in de RL geen steun voor die opvatting aangezien de uitzonderingen limitatief lijken te zijn opgesomd en geen ruimte bieden voor andere uitzonderingen op het peilmoment. In de Mededeling van de EURCIE aan de Raad en EP betreffende richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging (Richtsnoeren) is vermeld dat aangezien de toestemming voor gezinshereniging de algemene regel is. afwijkingen strikt moeten worden geïnterpreteerd. Hij wijst ook op het feit dat de verlening van de verblijfsvergunning wel met terugwerkende kracht heeft plaatsgevonden. Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:

“Dient bij gezinshereniging van vluchtelingen onder 'alleenstaande minderjarige' in de zin van artikel 2, aanhef en onder f, van de Richtlijn mede te worden begrepen een onderdaan van een derde land of een staatloze jonger dan 18 jaar, die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt en die:

- asiel aanvraagt,

- gedurende de asielprocedure op het grondgebied van de lidstaat 18 jaar wordt,

- asiel toegewezen krijgt met terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum, en - vervolgens gezinshereniging aanvraagt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB

Gerelateerde documenten