C-558/14 Khachab
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 02 februari 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 19 februari 2015 Schriftelijke opmerkingen: 19 maart 2015 Trefwoorden: gezinshereniging; criterium voldoende bestaansmiddelen Onderwerp Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging
Verzoeker Mimoun Khachab vraagt in februari 2012 een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan voor zijn echtgenote om zich bij hem in SPA te voegen. Het verzoek wordt in maart 2012 afgewezen op de grond dat verzoeker niet heeft aangetoond over inkomsten te beschikken om voor hem en zijn gezin in levensonderhoud te voorzien. Verzoeker vraagt ‘herziening’ van dat besluit maar ook dat beroep wordt, op dezelfde gronden, afgewezen. Verzoeker heeft slechts een arbeidsovereenkomst ‘voor bepaalde tijd’ kunnen overleggen en die is inmiddels al geëindigd. Zijn totale aantal arbeidsdagen in 2011 komt hiermee op 15 en voor 2011 op 48, waarmee hij niet voldoet aan de vereisten om een mvv af te geven. Verzoeker gaat in hoger beroep wegens een nieuw feit: sinds 26-11-2012 werkt hij als sinaasappelplukker. Voor het overige meent hij wel aan de voorwaarden voor gezinshereniging te voldoen. Hij is ook van mening dat rekening moet worden gehouden met het huidige economische klimaat waarin het realiseren van duurzame en effectieve werkzekerheid uiterst moeilijk is. Maar verweerster (‘rijksoverheid’) stelt dat met nieuwe feiten geen rekening kan worden gehouden en dat al in de administratieve procedure aan de voorwaarden had moeten zijn voldaan. Bovendien ontbreekt uitzicht op behoud van de bestaansmiddelen in het jaar volgend op dat van indiening van het verzoek.
De verwijzende SPA rechter (Hoogste rechter autonome regio Baskenland) twijfelt over de verenigbaarheid van het SPA nationale recht op grond waarvan een mvv voor gezinshereniging kan worden geweigerd wegens het volgens de prognose van de nationale autoriteiten ontbreken van vooruitzicht op het behoud van de financiële middelen in het jaar volgend op de datum van indiening. In de diverse taalversies (Pb) wordt de tegenwoordige tijd gebruikt (niet de toekomstige tijd), waardoor de rechter twijfelt of voor de beoordeling van voldoende stabiele en regelmatige inkomsten van de vreemdeling de toekomst als beslissingscriterium kan worden aangehouden. Hij legt het HvJEU onderstaande vraag voor: „Moet artikel 7, lid 1, onder c, van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale bepaling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan gezinshereniging kan worden geweigerd omdat de gezinshereniger, volgens een ex-antebeoordeling door de nationale autoriteiten van het vooruitzicht op het behoud van financiële middelen in het jaar volgende op de datum van indiening van de aanvraag en op basis van de ontwikkeling van die middelen in de zes maanden voorafgaande aan die datum, niet beschikt over stabiele en regelmatige inkomsten die volstaan om in zijn eigen onderhoud en in dat van zijn gezinsleden te voorzien?” Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-578/08 Chakroun; C-356/11 en C-357/11 O et S Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB