C-56/25 Petlichev
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 26 maart 2025 Schriftelijke opmerkingen: 12 mei 2025
Trefwoorden: Prejudiciële procedure; beginsel van voorrang van het Unierecht.
Onderwerp: • Prejudiciële procedure, artikel 267 VWEU en artikel 94, onder b) van het Reglement voor de procesvoering van het Hof; beginsel van voorrang van het Unierecht. • Onderhavige zaak heeft betrekking op de juiste vermelding van het toepasselijke nationale recht in het verzoek om een prejudiciële beslissing, aangezien de verwijzende rechter ervan overtuigt is dat het nationale recht ongrondwettig is en dus niet van toepassing is. • De verwijzende rechter twijfelt of hij – voordat hij prejudiciële vragen stelt aan het Hof – zich eerst moet of mag wenden tot het Bulgaars Grondwettelijk Hof, met het oog op een grondwettigheidsbeoordeling van de bepaling in kwestie. Dit, om vast te stellen of de nationale bepaling van toepassing is in de zaak in het hoofdgeding.
Prejudiciële vraag: Moeten artikel 267 VWEU, artikel 94, onder b), van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie en het beginsel van voorrang van het Unierecht boven het nationale recht aldus worden uitgelegd dat een nationale rechter die twijfelt of een bepaling van nationaal recht verenigbaar is met het Unierecht en tegelijkertijd ervan overtuigd is dat die bepaling ongrondwettig is, verplicht of bevoegd is om vóór de indiening van zijn verzoek om een prejudiciële beslissing vast te stellen of die nationale bepaling daadwerkelijk van toepassing is in het hoofdgeding, door bij de Konstitutsionen sad (grondwettelijk hof, Bulgarije) een verzoek tot vaststelling van de ongrondwettigheid ervan in te dienen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Zaak C-348/89; zaak С-457/09; gevoegde zaken С-188/10 en С-189/10; zaak C-357/19; zaak С-430/21; zaak C-36/80; zaak C-71/80.
Specifiek beleidsterrein: BZ en JenV