C-561/13 Hoštická ea

Contentverzamelaar

C-561/13 Hoštická ea

Prejudiciële hofzaak
 

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   24 december 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   10 januari 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   10 februari 2014
Trefwoorden: landbouw (GMO - gemeenschappelijke marktordening)

Onderwerp
- VWEU artikel 40 (gemeenschappelijke marktordeningen)
- Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93/EEG (enz)
- Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005/EG (enz)

Verzoekers zijn suikerbietentelers. De opbrengst verkopen ze aan een suikerproducent. Zij krijgen ‘afzonderlijke suikerbetaling’ op grond van nationale regelgeving waarin ook voorwaarden zijn neergelegd voor de toekenning daarvan. Verzoekers zijn een procedure gestart tegen MinLNV (verweerder) om schadevergoeding te eisen omdat zij van mening zijn dat verweerder zijn Unierechtelijke verplichtingen niet is nagekomen door Vo. 73/2009 niet correct in nationaal recht om te zetten. Partijen zijn het erover eens dat verweerder gehouden is aan verzoekers de afzonderlijke suikerbetaling toe te kennen, maar er is een geschil over de hoogte van het betrokken bedrag en de wijze waarop de schadevergoeding door verzoekers wordt berekend. Verzoekers zijn van mening dat hun berekening in overeenstemming is met het Unierecht. Verweerder betwist echter dat de afzonderlijke suikerbetaling een betaling is ter ondersteuning van de productie (‘gekoppelde’ betaling); het zou juist gaan om een niet-productiegebonden betaling (een ‘ontkoppelde’ betaling) zoals zou blijken uit bijlage I bij Vo. 73/2009. Verzoekers delen die conclusie niet.

De verwijzende TSJ rechter constateert dat het vraagstuk op welke wijze artikel 126 van Vo. 73/2009 wordt uitgelegd niet kan worden opgelost aan de hand van bestaande Unierechtspraak. Hij  legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Moet artikel 126 van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad aldus worden uitgelegd dat de afzonderlijke suikerbetaling een ontkoppelde betaling is?
2. Moet artikel 126, lid 1, van verordening nr. 73/2009 van de Raad aldus worden uitgelegd dat „de in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria” ook de representatieve periode omvatten die de lidstaten toen hebben gekozen op basis van artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 319/2006 van de Raad?

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten