C-565/13 Ahlström ea

Contentverzamelaar

C-565/13 Ahlström ea

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   19 december 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   5 januari 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   5 februari 2014
Trefwoorden: visserij; partnerschapsovereenkomst EG-Marokko

Onderwerp:
- Verordening (EG) nr. 1281/2005 van de Commissie van 3 augustus 2005 betreffende het beheer van de visserijvergunningen en de minimuminformatie welke deze moeten bevatten
- Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid juncto artikel 6 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko

Verzoekers Ahlström en Kjellberg worden strafrechtelijk vervolgd voor illegale visserij in de visserijzones van Marokko in de periode april 2007 – mei 2008. Het OM eist onder meer verbeurdverklaring van de waarde van de niet-toegelaten vangsten.
Ahlström vertegenwoordigt de vennootschap Fiskeri Aktiebolaget Ganthi, die voor een deel van de litigieuze periode eigenaar was van het vissersvaartuig Aldo (SIDX). Kjellberg vertegenwoordigt Fiskeri Aktiebolaget Nordic, en het vissersvaartuig Nordic IV (SGHE). De vaartuigen zijn ook gebruikt voor de verboden visvangst. Zij waren in die periode ingeschreven in het ZWE vaartuigenregister
Het OM stelt dat op basis van hun invloed als eigenaars en vertegenwoordigers van de rederijen in mede-eigendom en de bedrijven die de vissersvaartuigen bezaten, en van de uit de vangsten ontvangen betalingen, Ahlström en Kjellberg aansprakelijk zijn voor alles wat in die periode is gevist.
Verzoekers ontkennen de feiten en betwisten hun aansprakelijkheid. Zij hebben niet opzettelijk of uit nalatigheid commercieel gevist. De vaartuigen zijn gecharterd aan een Marokkaans bedrijf dat over andere vergunningen beschikte dan zij zelf. Het EU-recht is niet geschonden omdat artikel 6 lid 1 van de partnerschapsovereenkomst hier niet van toepassing zou zijn.

De verwijzende ZWE rechter constateert dat de vraag is gerezen of artikel 6, lid 1, van de overeenkomst kan worden beschouwd als een exclusiviteitsbepaling, wat het standpunt van het OM is in deze zaak. Volgens verzoekers verbiedt deze bepaling Marokko niet uitdrukkelijk particuliere vergunningen toe te kennen aan Marokkaanse marktdeelnemers die het recht geven om te vissen op Marokkaanse quota met gebruikmaking van communautaire vaartuigen. Uit de rechtsleer wordt hem evenwel niet duidelijk of, in het bijzonder gelet op het doel van de overeenkomst, een andere uitlegging mogelijk is in die zin dat de communautaire vaartuigen mogen vissen in de wateren van derde landen op basis van een door een bevoegde instantie van het derde land afgegeven particuliere vergunning. Hij besluit het HvJEU de volgende vragen voor te leggen:
1) Is artikel 6, lid 1, van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko exclusief in die zin dat uitgesloten is dat communautaire vaartuigen visserijactiviteiten in de Marokkaanse visserijzones mogen verrichten op basis van uitsluitend door de bevoegde Marokkaanse instanties aan Marokkaanse houders van visquota verleende vergunningen?
2) Is artikel 6, lid 1, van de partnerschapsovereenkomst exclusief in die zin dat uitgesloten is dat communautaire vaartuigen worden verhuurd aan Marokkaanse bedrijven bij Bareboat Charter (volgens de standaardformule „Barecon 2001” BIMCO Standard Bareboat Charter) voor bevissing van de Marokkaanse visserijzones op basis van uitsluitend door de bevoegde Marokkaanse instanties aan Marokkaanse houders van visquota verleende vergunningen?
3) Luidt het antwoord op de tweede vraag anders ingeval de verhuurder ook vaardigheden in de vorm van beheer en bemanning van de vissersvaartuigen en technische ondersteuning aan het Marokkaanse bedrijf geeft?
4) Machtigt de partnerschapsovereenkomst het Koninkrijk Marokko om ten zuiden van 29°N buiten de overeenkomst zijn eigen nationale industriële pelagische visserijactiviteiten te ontwikkelen en te verrichten? Zo ja, machtigt de overeenkomst het Koninkrijk Marokko om voor zijn nationale visserij communautaire vissersvaartuigen zonder document van de Europese Gemeenschap in te huren of er rechtstreeks vergunningen aan te verlenen?

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten