C-569/13 Bricmate

Contentverzamelaar

C-569/13 Bricmate

Prejudiciƫle hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   10 januari 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   27 januari 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   27 februari 2014
Trefwoorden: douane; antidumping; rechtsbeginselen (zorgvuldigheidsplicht; rechten van de verdediging, motiveringsplicht)

Onderwerp
- Vo. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (basisantidumpingverordening, Pb L 343, blz. 51);
- Verordening (EU) nr. 258/2011 van de Commissie van 16 maart 2011 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (Pb L 70, blz. 5; rectificatie Pb L 143, blz. 48);
- Uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 van de Raad van 12 september 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (Pb L 238, blz. 1)

De EURCIE heeft in juni 2010 een onderzoek ingesteld naar mogelijke dumping bij de invoer van tegels uit China en of de bedrijfstak van de EU daardoor schade heeft geleden. Het onderzoek betrof de periode vanaf 2007. Verzoekster is als onafhankelijk importeur betrokken geweest bij dat onderzoek en heeft een uitgebreid vragenformulier ingevuld. De litigieuze Vo. (UitvoeringsVo. 917/2011) is uiteindelijk in september 2011 vastgesteld.
Verzoekster vordert nu nietigverklaring van het haar opgelegde antidumpingrecht voor de invoer van keramische tegels uit China wegens ongeldigheid van de uitvoeringsverordening. Er loopt ook een zaak voor het Gerecht van de EU (zaak T-596/11).
Verzoekster heeft (net als in zaak T-596/11) twee middelen aangevoerd. Met het eerste middel betoogt zij dat de analyse van de schade en het oorzakelijk verband is aangetast door feitelijke onjuistheden en een kennelijke beoordelingsfout, en dat de EURCIE en de Raad het zorgvuldigheidsbeginsel en artikel 3, leden 2 en 6, van Vo. 1225/2009 hebben geschonden door na te laten de stelling dat de gegevens van Eurostat onjuist waren, objectief te onderzoeken. Het tweede middel heeft betrekking op ontoereikende motivering, schending van de rechten van de verdediging, alsook schending van artikel 17 van de basisantidumpingverordening met betrekking tot de verschillen in bewerkingsniveau tussen keramische tegels uit China en keramische tegels die in de EU worden vervaardigd.
Verzoekster is van mening dat gezien de fouten in de statistieken van Eurostat de Vo. nietig verklaard dient te worden. (In punt 18 t/m 24 van de verwijzingsbeschikking wordt uitgebreid ingegaan op de statistische gegevens.)
Verzoekster wijst er verder op dat zij heeft meegewerkt aan het voorbereidend onderzoek en dat zij daarin heeft aangegeven in China tegels te hebben gekocht (die op een bepaalde wijze gesneden zijn) die in de EU niet worden aangeboden. Als zij die mogelijkheid niet zou hebben gehad zou voor haar een tekort aan tegels zijn ontstaan.

De verwijzende ZWE rechter oordeelt dat hij niet bevoegd is de Vo. nietig te verklaren maar dat het HvJEU heeft vastgesteld daartoe exclusief bevoegd te zijn. Om uitspraak te kunnen doen of de ZWE douane ten onrechte antidumpingrecht heeft opgelegd stelt hij de volgende vragen aan het HvJEU:
Is uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 van de Raad van 12 september 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 238, blz. 1) ongeldig op een van de volgende gronden:
1) het onderzoek van de EU-instellingen geeft blijk van kennelijke onjuiste beoordelingen van de feiten,
2) het onderzoek van de EU-instellingen bevat kennelijk onjuiste beoordelingen,
3) de Commissie heeft haar zorgvuldigheidsplicht verzuimd en artikel 3, leden 2 en 6, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51) geschonden,
4) de Commissie is haar verplichtingen krachtens artikel 20, lid 1, van verordening (EG) nr. 1225/2009 niet nagekomen en heeft de rechten van verdediging van het bedrijf niet in acht genomen.
5) de Commissie verzuimde in strijd met artikel 17 van verordening nr. 1225/2009 rekening te houden met de informatie die het bedrijf verstrekte en/of
6) de Commissie haar motiveringsplicht (overeenkomstig artikel 296 VWEU) verzuimde?

Specifiek beleidsterrein: BZ-BEB en EZ

Gerelateerde documenten