C-57/15 United Video Properties

Contentverzamelaar

C-57/15 United Video Properties

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 maart 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   13 april 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   13 mei 2015
Trefwoorden: intellectuele eigendom (octrooi); verdeling gerechtskosten
Onderwerp
Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (Pb L 157, blz. 45, met rectificaties in Pb 2004, L 195, blz. 16, en Pb 2007, L 204, blz. 27)

Verzoekster is een in de VS geregistreerd bedrijf, verweerster is de in BEL gevestigde vennootschap NV Telenet. Verzoekster is eigenaar van een octrooi verleend op 27 maart 2008 voor systemen en werkwijzen voor het opslaan van data op servers in een media-op-aanvraagafgiftesysteem. Zij dagvaart verweerster in juni 2011 wegens inbreuk op haar octrooi en eist onder meer staking op straffe van een dwangsom en publicatie van het dispositief van de uitspraak. In april 2012 wordt de zaak nietig verklaard wegens niet voldoen aan de nieuwheidsvoorwaarde omdat verzoekster tevens een zaak voert bij de High Court in Londen over hetzelfde octrooi. Daar wordt in juli 2014 nietigheid uitgesproken op grond van gebrek aan uitvinderswerkzaamheid. Verzoekster heeft vervolgens afstand gedaan van haar hoger beroep in onderhavige zaak.

De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep Antwerpen) moet oordelen over de nu nog voorliggende vraag betreffende de kostenbegroting tussen partijen. In het vonnis van april 2012 is bepaald dat verzoekster aan verweerster € 11.000 aan proceskosten dient te vergoeden. In beroep wordt dit door verweerster verhoogd naar ruim € 225.000 voor advocaatkosten en kosten betaald aan de octrooigemachtigde. Het eerste bedrag is het maximum dat op grond van BEL wetgeving kan worden verhaald. Verweerster stelt dat de vaststelling van een plafond in de BEL regeling in strijd is met artikel 14 van RL 2004/48. De verwijzende rechter constateert dat in de BEL rechtspraak over de juistheid van de BEL regeling verschillend wordt geoordeeld. Hij vraagt zich dan ook af of de BEL regeling niet leidt tot verschil in behandeling van winnende procespartijen, en stelt het HvJEU de volgende vragen:
1. Verzetten de begrippen van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn "redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten" zich tegen de Belgische wetgeving die de mogelijkheid biedt aan de rechter om rekening te houden met welbepaalde specifieke kenmerken eigen aan de zaak en die een systeem van gevarieerde forfaitaire tarieven vooropstelt inzake kosten voor de bijstand van een advocaat?
2. Verzetten de begrippen van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn "redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten" zich tegen de rechtspraak waarbij wordt geoordeeld dat de kosten van een technisch raadgever enkel verhaalbaar zijn in geval van een fout (contractueel of buitencontractueel) ?

Specifiek beleidsterrein: VenJ mede EZ

Gerelateerde documenten