C-57/17

Contentverzamelaar

C-57/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   7 april 2017
Concept schriftelijke opmerkingen:       24 april 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   24 mei 2017

Trefwoorden: sociale zekerheid; geografische mobiliteit; vergoeding bij beëindiging arbeidsverhouding; insolventie

Onderwerp: - richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (Pb 2008, L 283, blz. 36).

Verzoekster werkte sinds 01-11-2000 als voltijds schoonmaakster in een pretpark te Benidorm, eerst in dienst van Cespa, en sinds 01-03-2010 bij Soroma. Op de arbeidsverhouding was de cao schoonmaaksector van toepassing, die bij overgang van onderneming voorziet in de verplichte overname van de werknemers. Bij brief van 15-05-2011 krijgen zes werkneemsters, waaronder verzoekster, te horen dat zij naar een ander park, in Madrid, worden overgeplaatst hetgeen zou betekenen dat verzoekster van woonplaats moet veranderen (afstand tussen de werkplekken meer dan 450 km). Zij kiest dan ook voor beëindiging van de overeenkomst, zoals voorzien in het werknemersstatuut (WS). De werkgever accepteert haar besluit maar betaalt haar niet de schadevergoeding waarin de wet in een dergelijk geval voorziet (= 20 dagen loon per dienstjaar). Verzoekster daagt de werkgever voor de Rb Benidorm die haar vordering toewijst (€ 7.453,77), waarbij zij met de werkgever termijnbetaling overeenkomt). De werkgever blijft na twee termijnen in gebreke waarna verzoekster de rechter vraagt om gedwongen tenuitvoerlegging. De werkgever is inmiddels 11-06-2013 insolvent verklaard waarna verzoeksters vordering wordt overgedragen aan verweerder, het Loongarantiefonds (Fogasa, een orgaan van SPA MinSZW) dat tot taak heeft in geval van insolventie binnen de wettelijk vastgestelde grenzen onbetaald gebleven loon en schadevergoedingen aan de werknemers uit te betalen. Verweerder weigert echter het door verzoekster gevorderde bedrag te betalen omdat het geen in het werknemersstatuut beschermde schuldvordering betreft. Vast staat echter dat verweerder aan twee andere ontslagen werknemers (in dezelfde omstandigheden als verzoekster) de vordering wel heeft toegewezen. Verzoekster gaat dan ook in beroep bij de verwijzende rechter.

De verwijzende SPA rechter (Hoogste rechter Valencia) stelt vast dat RL 2008/94 op verzoeksters zaak van toepassing is. Verweerder is opgericht om te voldoen aan het vereiste van RL 2008/94 tot oprichting van een fonds waaruit onvervulde loonaanspraken kunnen worden voldaan. EULS zijn echter ook vrij in het vaststellen van beperkingen in betalingsaanspraken (artikel 1.2). De SPA bepalingen ter uitvoering van de RL voorzien zowel in temporele als kwantitatieve beperkingen (conform artikel 4). Het hier aan de orde zijnde WS geeft niet uitdrukkelijk de uitgesloten gevallen maar beperkt de objectieve werkingssfeer van de waarborg zonder redenen te geven die dat rechtvaardigen. De rechter oordeelt dat deze niet-vermelding in strijd is met de RL met als gevolg de ongelijke behandeling door verweerder (het toewijzen van vorderingen van de twee andere werkneemsters). Volgens de rechter had dit kunnen worden voorkomen door een juiste omzetting van de RL, met name door alle gevallen van beëindiging van de overeenkomst te vermelden die voorzien in de uitoefening van een wettelijk aan de werknemer toegekend recht, en niet alleen de gevallen waarop artikel 50 WS (beëindiging op verzoek werknemer) betrekking heeft. Om de zaak te kunnen beslissen legt hij het HvJEU de volgende vraag voor:
“Valt een schadevergoeding die een werkgever wettelijk verschuldigd is aan een werknemer wegens de beëindiging van de arbeidsverhouding die het gevolg is van het feit dat een essentieel element van de arbeidsovereenkomst is gewijzigd – zoals de geografische mobiliteit, die de werknemer ertoe noopt van woonplaats te veranderen –, onder het begrip ‘vergoeding wegens beëindiging van de arbeidsverhouding’ in de zin van artikel 3, eerste alinea, van [richtlijn 2008/94]?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: SZW, VenJ

Gerelateerde documenten