C-577/21 HUK-COBURG-Allgemeine Versicherung

Contentverzamelaar

C-577/21 HUK-COBURG-Allgemeine Versicherung

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 november 2021
Schriftelijke opmerkingen:                    27 december 2021

Trefwoorden :

Onderwerp :

-           Tweede richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven

Feiten:

Verzoeksters zijn minderjarige dochters van CD (vader) die in 2014 een ongeluk heeft veroorzaakt als bestuurder van een auto waarbij een passagier (AB, moeder) om het leven is gekomen. Het ongeval heeft plaatsgevonden in Duitsland. CD was verzekerd bij verweerster tegen wettelijke aansprakelijkheid. Naar aanleiding van het ongeval heeft verweerster in 2017 een bedrag groot €5000 uitgekeerd aan CD ter compensatie van de materiële schade die is geleden.

Verzoeksters vorderen dat verweerster hun nog 300.000 Leva (BGN) toekomt ter compensatie van immateriële schade geleden door het verlies van hun moeder als minderjarigen. Deze schade uit zich niet in een gediagnostiseerde gezondheidsaandoening, maar behelst desalniettemin verschillende vormen van daadwerkelijk psychisch lijden.

Conform Europees recht (Rome I-verordening en Rome II-verordening) is Duits recht van toepassing op deze zaak, die aanhangig is bij de Bulgaarse rechter.

Overweging:

In geschil is of verzoekster recht heeft op compensatie uit handen van verweerster voor de geleden immateriële schade zonder dat er sprake is van een gezondheidsaandoening. Verweerster betoogt dat Duits recht, voordat de relevante Duitse wetgeving gewijzigd werd in 2017, niet in compensatie voor immateriële schade voorzag ten tijde van het ongeluk (2014), behalve wanneer deze de vorm had van trauma-gerelateerde gezondheidsschade. De meest recent geldende rechtspraak van de hoogste Duitse federale rechter stelt nog steeds de eis dat geleden gezondheidsschade de vorm moet aannemen van een aandoening, alvorens sprake kan zijn van compensatie voor immateriële schade.

De verwijzende rechter trekt de geldende nationale bepalingen en de rechtspraak van het Duitse Hof in twijfel in het kader van artikel 1, lid 1, van de Tweede motorvoertuigenrichtlijn. Die bepaling stelt namelijk dat ook lichamelijk letsel moet worden gecompenseerd, waarbij het Hof van Justitie van de EU heeft uitgelegd dat psychische lijden hier ook onder valt en dat het begrip “lichamelijk letsel” ruim moet worden uitgelegd. De eis dat enkel trauma-gerelateerde schade kan worden gecompenseerd vernauwt het begrip “lichamelijk letsel” beduidend.

Tenslotte twijfelt de verwijzende rechter of hij onder de toepassing van het beginsel van een Unierechtconforme uitlegging het toepasselijke nationaal recht van een andere lidstaat (Duitsland) kan uitleggen.

Prejudiciële vragen:

1) Is een uitlegging van het begrip „lichamelijk letsel”, volgens welke de psychische pijn en het psychisch lijden van een kind door het overlijden van een van zijn ouders als gevolg van een verkeersongeval slechts onder dit begrip valt indien het kind door deze pijn en dit lijden een gezondheidsaandoening heeft opgelopen, in strijd met artikel 1, lid 1, van richtlijn 84/5/EEG?

2) Geldt het beginsel van Unierechtconforme uitlegging van het nationale recht door een nationale rechterlijke instantie wanneer de nationale rechterlijke instantie niet haar eigen nationale recht toepast, maar het nationale recht van een andere lidstaat van de Europese Unie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-277/12; C-122/17.

Specifiek beleidsterrein: JenV, IenW