C-578/18 Energievirasto

Contentverzamelaar

C-578/18 Energievirasto

Prejudiciële zaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    12 november 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    29 december 2018

Trefwoorden: elektricitietsmarkt

Onderwerp:

-           Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG


Feiten:

A, een consument-afnemer, heeft met distributienetwerkbeheerder Fortum Sähkönsiirto Oy (thans Caruna Oy) een elektriciteitstransmissieovereenkomst gesloten. A stuurde de regulerende instantie in de zin van de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt, het Energiamarkkinavirasto (met ingang van 1 januari 2014 Energiavirasto), op 5 september 2013 per e-mail een verzoek om inlichtingen over de verenigbaarheid van de factureringsprocedure van genoemde onderneming met de sähkömarkkinalaki (588/2013). Volgens § 57, tweede alinea, van de sähkömarkkinalaki (588/2013) dient de distributienetbeheerder de consumenten de keuze te bieden uit verschillende mogelijkheden voor de betaling van de facturen voor de distributie van elektriciteit. Volgens punt 1, onder d), van bijlage I, betreffende voorschriften inzake consumentenbescherming, bij de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt heeft de consument-afnemer recht op een ruime keuze van betalingswijzen. Het Energiavirasto heeft de rechtmatigheid van de facturering van Caruna Oy onderzocht en op 31 maart 2014 de beslissing genomen dat Caruna Oy § 57, tweede alinea, van de sähkömarkkinalaki (588/2013) niet heeft geschonden. In de beslissing wordt Caruna Oy aangemerkt als partij en A als indiener van het onderzoeksverzoek. A heeft bij het Energiavirasto bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, welke het Energiavirasto bij beslissing van 28 april 2014 niet-ontvankelijk heeft verklaard en het verzoek tot toekenning van de hoedanigheid van partij en tot correctie van een feitelijke onjuistheid afgewezen. A stelde tegen deze beslissing beroep in bij de Helsingin hallinto-oikeus en vorderde erkenning van zijn hoedanigheid van partij in de door het Energiavirasto behandelde zaak. Bij beslissing van 23 mei 2016 heeft de Helsingin hallinto-oikeus op het beroep van A de beslissing van 28 april 2014 en de beslissing van 31 maart 2014 nietig verklaard en terugverwezen naar het Energiavirasto. Het Energiavirasto heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld en vernietiging gevorderd van de beslissing van de hallinto-oikeus. Het Energiavirasto heeft aangevoerd dat A in de zaak geen recht heeft op beroep in rechte.


Overweging:

Volgens de constateringen van de Korkein hallinto-oikeus zijn er in de rechtspraak van het Hof geen zaken te vinden waarin een consument-afnemer of een andere natuurlijke persoon als consument wordt geacht recht op beroep in rechte te hebben tegen een beslissing van een regulerende instantie in situaties als hierboven uiteengezet. Volgens de Korkein hallinto-oikeus is in de onderhavige situatie vatbaar voor juridische uitlegging of een consument-afnemer kan worden beschouwd als partij in de zin van artikel 37 van de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt, rekening houdend met het feit dat het begrip ‘partij’ niet in de richtlijn is omschreven. De Korkein hallinto-oikeus stelt zich voorlopig op het standpunt dat het meer gerechtvaardigd lijkt om het begrip ‘partij’ uit te leggen dat het niet de individuele consument-afnemer omvat. Daarnaast wijst de Korkein hallinto-oikeus erop dat, wat artikel 37, punten 11, 12, 15, 16 en 17, van de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt betreft, het niet duidelijk is of het in de tekst gebruikte begrip ‘partij’ in alle punten hetzelfde is. De juridische onzekerheid wordt in het onderhavige geval vergroot door de doelstellingen van de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt en de status van de consument in het geheel van bepalingen van de richtlijn. Naar mening van de Korkein-hallinto-oikeus zijn de hoofddoelstellingen van de richtlijn inzake de elektriciteitsmarkt niet gericht op de toekenning van specifieke rechten aan consument-afnemers. Daarbij merkt de Korkein hallinto-oikeus op dat de Commissie op 23 februari 2017 een voorstel voor een richtlijn inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit [COM(2016) 864] heeft ingediend, waarin de consumentenrechten uitgebreid zijn geregeld in een nieuw hoofdstuk.


Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 37 van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG aldus worden uitgelegd dat een persoon die als consument-afnemer van een netwerkbedrijf een zaak betreffende dat netwerkbedrijf voorlegt aan een nationale regulerende instantie, worden beschouwd als een „partij” die getroffen wordt door een beslissing van de regulerende instantie in de zin van punt 17 van het genoemde artikel en die dus beroep bij de nationale rechter kan instellen tegen de op het netwerkbedrijf betrekking hebbende beslissing van de nationale regulerende instantie?

2. Wanneer de in de eerste vraag bedoelde persoon niet wordt beschouwd als „partij” in de zin van in artikel 37 van richtlijn 2009/72/EG, heeft dan een consument-afnemer in een situatie als die in het hoofdgeding op een andere juridische grondslag een uit het Unierecht voortvloeiend recht op deelname aan de behandeling van zijn verzoek om optreden door de regulerende instantie of recht op toegang tot een nationale rechter, of is dit een zaak van nationaal recht?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-426/05, Tele2 Communication; C-282/13, T-Mobile Austria; C-510/13, E.ON Földgáz Trade ; C-97/91, Oleificio Borelli/Commissie ; C-562/12, Liivimaa Lihaveis ;

Specifiek beleidsterrein: EZK