C-578/19 X
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 19 september 2019 Schriftelijke opmerkingen: 5 november 2019
Trefwoorden : aansprakelijkheid; consumenten
Onderwerp :
- Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (hierna: richtlijn);
Feiten:
X heeft een overeenkomst gesloten met verweerster (reisorganisator Kuoni), waarbij Kuoni zich ertoe verbond een vakantiepakket in Sri Lanka te verstrekken met een retourvlucht en een all-in verblijf in een hotel. De overeenkomst bepaalt aanvaarding van beperkte aansprakelijkheid voor schade die vloeit uit de diensten die deel uitmaken van de vakantie. X is tijdens haar verblijf in het hotel aangerand en verkracht door een medewerker van het hotel (hierna: N), onder het mom van begeleiding naar de receptie. X vordert schadevergoeding van Kuoni wegens de aanranding en verkrachting. De vordering is gebaseerd op contractbreuk en/of op de Regulations 1992 die de richtlijn in het Verenigd Koninkrijk omzetten. De rechter in eerste aanleg heeft geconcludeerd dat “vakantiearrangementen” niet inhielden dat een lid van het onderhoudspersoneel een gast naar de receptie begeleidt. Verder werd, in de vorm van een obiter dictum (terloopse opmerkingen), vastgesteld dat Kuoni gebruik had kunnen maken van het wettelijke verweer op grond van regulation 15(2)(c)(ii), aangezien de aanranding een gebeurtenis was die, zelfs met inachtneming van alle mogelijke zorgvuldigheid, niet kon worden voorzien of verholpen (door vermoedens van het hotel). De Court of Appeal heeft het hoger beroep met meerderheid van stemmen verworpen.
Overweging:
In hoger beroep bij de verwijzende rechter waren twee belangrijke geschilpunten aan de orde. i) Komen de aanranding en verkrachting neer op een slechte uitvoering van de krachtens de overeenkomst op Kuoni rustende verplichtingen? ii) Zo ja, wordt enige aansprakelijkheid van Kuoni ten aanzien van N’s gedrag dan uitgesloten door de overeenkomst en/of de Regulations 1992? Dit verzoek om een prejudiciële beslissing heeft specifiek betrekking op de tweede kwestie. In het kader van deze verwijzing wordt het Hof verzocht ervan uit te gaan dat de begeleiding van X naar de receptie door een personeelslid van het hotel een dienst was in het kader van de “vakantiearrangementen” die Kuoni bij overeenkomst had toegezegd te zullen verstrekken, en dat de aanranding en de verkrachting neerkwamen op een slechte uitvoering van de overeenkomst.
Prejudiciële vragen:
1) Wanneer de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst, gesloten tussen een organisator of doorverkoper en een consument, voor het verstrekken van een vakantiepakket waarop richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, van toepassing is, niet of slecht zijn uitgevoerd, en dit niet of slecht uitvoeren het gevolg is van de handelingen van een werknemer van een hotelonderneming die een verstrekker van diensten is waarop die overeenkomst betrekking heeft:
a) is er dan ruimte voor de toepassing van het in het tweede deel van de derde alinea van artikel 5, lid 2, van die richtlijn bedoelde verweer, en zo ja,
b) volgens welke criteria moet de nationale rechter dan beoordelen of dat verweer van toepassing is?
2) Wanneer een organisator of doorverkoper een overeenkomst sluit met een consument voor het verstrekken van een vakantiepakket waarop richtlijn 90/314/EEG van de Raad van toepassing is, en een hotelonderneming diensten verstrekt waarop die overeenkomst betrekking heeft, moet een werknemer van die hotelonderneming dan voor de toepassing van het in de derde alinea van artikel 5, lid 2, van die richtlijn bedoelde verweer zelf als een „verstrekker van diensten” worden beschouwd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Minister for Agriculture C-296/86;
Specifiek beleidsterrein: JenV; EZK