C-579/17

Contentverzamelaar

C-579/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    20 november 2017
Schriftelijke opmerkingen:                    06 januari 2018

Trefwoorden: burgerlijke en handelszaken; arbeidsrecht

Onderwerp:
-           Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;

Feiten:

Verzoekster (Bauarbeiter-Urlaubs- und Abfertigungskasse) is een publieksrechtelijke rechtspersoon die tot taak heeft de middelen voor de voldoening van aanspraken op grond van de Oostenrijkse wet inzake vakantie en ontslagvergoeding voor werknemers in de bouw (hierna: BUAG) te innen. Verweerster is een onderneming, gevestigd in Slovenië. Op 18.10.2016 stelde verzoekster beroep in bij de verwijzende rechter waarbij verzoekster de betaling van €38.477,50 plus bijkomende rente en proceskosten vordert van verweerster. Deze kosten betreffen de toeslagen (overeenkomstig afdeling VIb van de BUAG) voor de detachering van een groot aantal werknemers naar Oostenrijk in de periode van februari 2016 t/m juni 2016. Verzoekster stelde dat zij als verantwoordelijk fonds bevoegd is - voor elke dag waarop een bouwvakker in Oostenrijk tewerkgesteld is - van de betrokken werkgever een toeslag te innen en dat afzonderlijke werknemers jegens verzoekster als tegenprestatie een rechtstreekse aanspraak op loondoorbetaling tijdens vakantie hebben. Verweerster is niet verschenen op de voorbereidende eerste rolzitting op 28.04.2017 waardoor diezelfde dag nog een verstekvonnis werd gewezen waarbij de door verzoekster aangevoerde feiten als juist werden aangemerkt en verweerster verplicht werd om binnen 14 dagen een bedrag van €38.477,50 (plus bijkomende kosten) te betalen. Dit verstekvonnis werd op 21.06.2017 aan verweerster betekend; verweerster heeft geen rechtsmiddelen aangewerend waardoor het verstekvonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Op 31.07.2017 verzocht verzoekster bij de verwijzende rechter om afgifte van een certificaat (overeenkomst artikel 53 van de verordening) ten aanzien van het verstekvonnis van 28.04.2017.

Overweging:

Tegen deze achtergrond betreft het verzoek om een prejudiciële beslissing de vraag of de procedure die werd gevoerd over de vordering en heeft geleid tot het verstekvonnis van 28.04.2017, binnen de werkingssfeer van de verordening valt en of om die reden afgifte van het door verzoekster gevraagde certificaat overeenkomstig artikel 53 van deze verordening überhaupt mogelijk is. Het is inzonderheid de vraag of artikel 1 van de verordening aldus dient te worden uitgelegd dat een procedure zoals die in het hoofdgeding een procedure is die „burgerlijke en handelszaken” in de zin van artikel 1(1) van de verordening betreft.

Prejudiciële vragen:

Dient artikel 1 van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1), aldus te worden uitgelegd dat procedures die ertoe strekken aanspraken te doen gelden van de Bauarbeiter-Urlaubs- und Abfertigungskasse (BUAK) op toeslagen jegens werkgevers naar aanleiding van de detachering van werknemers die hun arbeid niet gewoonlijk in Oostenrijk verrichten, of in het kader van een uitzending van werknemers naar Oostenrijk of jegens buiten Oostenrijk gevestigde werkgevers naar aanleiding van de tewerkstelling van werknemers die hun arbeid gewoonlijk in Oostenrijk verrichten, „burgerlijke en handelszaken” zijn waarin de genoemde verordening moet worden toegepast, ook als deze aanspraken van BUAK op toeslagen weliswaar betrekking hebben op civielrechtelijke dienstverbanden en dienen ter dekking van de civielrechtelijke, uit de dienstverbanden met de werkgevers voortvloeiende aanspraken van de werknemers op vakantie en loondoorbetaling tijdens vakantie, maar

-           zowel de hoogte van de aanspraken van de werknemers op loondoorbetaling tijdens vakantie jegens BUAK als ook de hoogte van de aanspraken van BUAK op toeslagen jegens de werkgevers niet middels een overeenkomst of cao, maar bij besluit van een Oostenrijkse federale minister worden bepaald,
-           de door de werkgevers aan BUAK verschuldigde toeslagen niet alleen dienen ter dekking van de kosten van de loondoorbetaling aan de werknemers tijdens vakantie, maar daarnaast ook ter dekking van de administratiekosten van BUAK en
-           aan BUAK in verband met de uitoefening en handhaving van haar aanspraken op dergelijke toeslagen krachtens de wet ruimere bevoegdheden toekomen dan aan een particulier, doordat
-           de werkgevers op straffe van een geldboete verplicht zijn om per geval alsmede doorlopend maandelijks terugkerend inlichtingen te verstrekken aan BUAK met gebruikmaking van de door BUAK ter beschikking gestelde communicatiekanalen, mee te werken aan controlemaatregelen van BUAK en deze te gedogen, inzage te verlenen in de loon-, bedrijfs- en overige administratie en informatie aan BUAK te verstrekken en
-           BUAK in het geval van schending van informatieverplichtingen door de werkgevers het recht heeft om de door de werkgevers verschuldigde toeslagen op grond van eigen onderzoek te berekenen, waarbij BUAK in dat geval aanspraak heeft op toeslagen ongeacht de feitelijke verhoudingen van de detachering respectievelijk de tewerkstelling voor het door BUAK berekende bedrag.

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: /

Specifiek beleidsterrein: VenJ; SZW

Gerelateerde documenten