C-579/19 R

Contentverzamelaar

C-579/19 R

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik
hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 19 september 2019
Schriftelijke opmerkingen: 5 november 2019

Trefwoorden : bevoegdheid; rechtsbescherming; menselijke consumptie; dierlijke producten;

Onderwerp :

- Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong;

- Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn;

 

Feiten:

Op 11.09.2014 kocht CMC een levende stier die goed werd gekeurd voor de slacht door diens officiële dierenarts. De keuringsambtenaar trof bij een postmortemkeuring drie abcessen aan. Later op die dag inspecteerde de officiële dierenarts het karkas en na overleg met de keuringsambtenaar verklaarde hij het vlees ongeschikt voor menselijke consumptie. Daardoor kreeg het karkas geen “gezondheidsmerk”. CMC zou een strafbaar feit hebben begaan als zij had geprobeerd het karkas te verkopen (ingevolge de Britse voedselhygiëneverordeningen). CMC heeft om het oordeel van een andere dierenarts gevraagd en heeft de conclusie van de officiële dierenarts betwist. CMC stelt dat wanneer er een conflict is en zij het karkas niet vrijwillig wil afstaan, de officiële dierenarts het karkas krachtens section 9 van de Food Safety Act 1990 (hierna: beroepsprocedure) in beslag moet nemen en aan een vrederechter moet voorleggen om te bepalen of het al of niet moet worden afgekeurd. Het Agentschap voor Levensmiddelennormen (FSA) heeft geantwoord dat het niet nodig was om gebruik te maken van een dergelijke procedure. Het karkas was door de officiële dierenarts al ongeschikt verklaard, en daarom diende het karkas als dierlijk bijproduct te worden opgeruimd. Op 23.09.2014 heeft de officiële dierenarts namens FSA een opruimingsbevel aan CMC afgegeven. Verzoeker (Association of Independent Meat Suppliers) is opgekomen tegen het standpunt van FSA dat het niet nodig was om de beroepsprocedure te volgen. Subsidiair vorderde verzoeker dat het Verenigd Koninkrijk moet voorzien in bepaalde mogelijkheden om de beslissingen van een officiële dierenarts in zulke gevallen te betwisten. Dit beroep werd door de rechter in eerste aanleg en rechter in tweede aanleg verworpen en de zaak is thans aanhangig bij de verwijzende rechter.

 

Overweging:

In de procedure zijn drie belangrijke kwesties aan de orde. i) Kan in casu van de beroepsprocedure gebruik worden gemaakt, en moet deze procedure door de officiële dierenarts of FSA worden gevolgd als de eigenaar weigert het karkas vrijwillig over te dragen, zodat de eigenaar van het karkas daarmee een middel krijgt om op te komen tegen beslissingen van de officiële dierenarts? ii) Is het gebruik van de beroepsprocedure verenigbaar met de Unierechtelijke voedselveiligheidsvoorschriften? iii) Schrijft verordening 882/2004 een beroepsprocedure voor? Moet het bij een dergelijk beroep mogelijk zijn om de beslissing van de officiële dierenarts inhoudelijk te betwisten? Het Hof wordt verzocht om aan te nemen dat een vrederechter de bevoegdheid heeft om een beslissing te nemen die kan leiden tot de toekenning van een vergoeding als hij van oordeel is dat een gezondheidsmerk op een karkas had moeten worden aangebracht.

 

Prejudiciële vragen:

1. Staan verordeningen (EG) nrs. 854/2004 en 882/2004 in de weg aan een procedure waarbij een vrederechter krachtens section 9 van de Food Safety Act 1990 (wet voedselveiligheid 1990) inhoudelijk uitspraak doet over de vraag of een karkas al dan niet voldoet aan de voedselveiligheidsvoorschriften, op basis van het bewijs dat wordt aangedragen door deskundigen waarop beide partijen een beroep doen?

2. Volgt uit verordening (EG) nr. 882/2004 een recht om beroep in te stellen tegen een door een officiële dierenarts krachtens artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 854/2004 genomen beslissing dat het vlees van een karkas ongeschikt is voor menselijke consumptie, en indien dat het geval is, welke benadering moet in het kader van een dergelijk beroep worden gevolgd wat de inhoudelijke beoordeling van de door de officiële dierenarts genomen beslissing betreft?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: JenV; LNV; VWS

Gerelateerde documenten