C-58/25 Fremoluc
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 21 maart 2025 Schriftelijke opmerkingen: 7 mei 2025
Trefwoorden: staatssteun, meldingsplicht, gevolg nietigheid, huisvestingbeleid, recht op eigendom
Onderwerp: artt. 107(1) en 108(3) VWEU; verordening (EU) 2015/1589 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU, art. 2(1); verordening (EU) 1407/2013 over de-minimissteun; verordening (EU) 360/2012 over de-minimissteun aan DAEB
Het Belgisch Grondwettelijk Hof stelt vragen over een decreet van het Vlaams Gewest “over wonen in eigen streek”. Daarbij wordt vanuit de gemeente voorzien in financiële tussenkomst, die wordt verstrekt aan de koper om de koopprijs van een huis in die gemeente te voldoen. Daarmee komt het geld uiteindelijk ten goede aan de verkoper. De vraag is of dit staatssteun vormt, die had moeten worden aangemeld.
Ter info: de zaak is een vervolg op eerdere hofzaken C-197/11 en C-203/11, Libert e.a., arrest van 8 mei 2013. De verwijzingsbeslissing gaat in dat verband eerst uitvoerig in op onderwerpen die raken aan richtlijn 2004/38 (vrij verkeer Unieburgers en hun familieleden) en vrij verkeer van werknemers, diensten, vestiging en kapitaal, maar stelt daar geen prejudiciële vragen over.
Prejudiciële vragen: 1. Dienen de artikelen 107, lid 1, en 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat een maatregel zoals die welke is vervat in artikel 10 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 juni 2023 « over wonen in eigen streek », nieuwe staatssteun vormt die bij de Europese Commissie moest worden aangemeld ?
2. Zou het Grondwettelijk Hof, indien het op grond van het antwoord op de eerste prejudiciële vraag tot de conclusie zou komen dat het voormelde decreet van het Vlaamse Gewest van 23 juni 2023 de uit de in die vraag vermelde bepalingen voortvloeiende verplichtingen schendt, de gevolgen van het voormelde decreet definitief kunnen handhaven teneinde het gewettigd vertrouwen te respecteren van de particulieren die met toepassing van dat decreet een grond of een woning hebben verworven, alsook teneinde de rechtsonzekerheid te vermijden die de terugwerkende kracht van de vernietiging van dat decreet met zich zou kunnen meebrengen voor die personen, waarbij in het bijzonder hun huisvestingssituatie in het gedrang zou kunnen komen ?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: arrest van 4 maart 2021, C-362/19 P, Europese Commissie t. Fútbol Club Barcelona; arrest van 21 maart 2013, C-129/12, Magdeburger Mühlenwerke GmbH; arrest van 9 september 2009, T-227/01 e.a., Territorio Histórico de Álava – Diputación Foral de Álava e.a. t. Commissie
Specifiek beleidsterrein: BZK, EZ