C-580/19 Stadt Offenbach am Main

Contentverzamelaar

C-580/19 Stadt Offenbach am Main

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 25 september 2019
Schriftelijke opmerkingen: 11 november 2019

Trefwoorden : arbeidstijd; hulpdiensten

Onderwerp :

- Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd;

 

Feiten:

De partijen betwisten of beschikbaarheidstijden, die de bevelvoerders bij de brandweerdienst Offenbach am Main worden toebedeeld, als arbeidstijd moeten worden aangemerkt. Naast zijn reguliere dienst heeft verzoeker regelmatig een zogenoemde dienst als bevelvoerder bij interventies (hierna: BvEdienst). Tijdens een BvE-dienst moet verzoeker permanent bereikbaar zijn, zijn uniform gereedhouden en een (bedrijfs)hulpverleningsvoertuig bij zich hebben om binnen 20 minuten ter plaatse te kunnen zijn. Verzoeker vindt dat de BvE-dienst als arbeidstijd moet worden aangemerkt. Beschikbaarheidstijd kan ook als arbeidstijd worden beschouwd indien de plaats van verblijf van de werknemer niet door de werkgever wordt voorgeschreven, maar deze een zeer kort tijdsbestek (20 minuten) bepaalt waarbinnen de werknemer met zijn werkzaamheden moet beginnen. Verzoeker stelt tijdens de BvE-dienst zowel in de keuze van zijn plaats van verblijf als in de keuze van zijn activiteit sterk beperkt te zijn. Verzoeker vordert de vaststelling dat zijn gewerkte BvE-diensten in hun geheel als arbeidstijd aangemerkt en vergoed moeten worden. Hij vordert daarom €27.878,16 bruto voor de periode van 11.10.2013 t/m 31.12.2015.

Volgens verweerster is de BvE-dienst geen arbeidstijd. Verzoeker is niet verplicht fysiek aanwezig te zijn op een door verweerster bepaalde plaats buiten zijn privésfeer. Bovendien ontbreekt het aan regelmatige interventies die het Bundesverwaltungsgericht voor de kwalificatie als arbeidstijd vereist.

 

Overweging:

Deze vragen betreffen de uitlegging van artikel 2, punt 1, van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd. De prejudiciële vragen tot uitlegging van de richtlijn zijn relevant voor de beslechting van het geschil en moeten door het Hof worden beantwoord.

 

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 2 van richtlijn 2003/88/EG aldus worden uitgelegd dat beschikbaarheidstijden waarin een werknemer verplicht is om in uniform met het hulpverleningsvoertuig binnen twintig minuten de stadsgrens van zijn standplaats te kunnen bereiken, als arbeidstijd worden aangemerkt, hoewel de werkgever de werknemer niet verplicht om fysiek aanwezig te zijn op een door hem bepaalde plaats, maar de werknemer niettemin in aanzienlijke mate beperkt is in de keuze van deze plaats en in de mogelijkheden om zich aan zijn persoonlijke en sociale interesses te wijden?

2. Ingeval de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord: Moet artikel 2 van richtlijn 2003/88/EG, in een situatie zoals beschreven in de eerste prejudiciële vraag, aldus worden uitgelegd dat bij de definitie van het begrip arbeidstijd ook rekening moet worden gehouden met het feit of en in hoeverre tijdens een beschikbaarheidsdienst die niet hoeft te worden doorgebracht op een door de werkgever bepaalde plaats, in de regel te verwachten is dat de werknemer voor de dienst zal worden opgeroepen?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-518/15; Personalrat der Feuerwehr Hamburg C-52/04; Simap C-303/98

Specifiek beleidsterrein: SZW; BZK