C-581/17

Contentverzamelaar

C-581/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    21 november 2017
Schriftelijke opmerkingen:                    07 januari 2018

Trefwoorden: fiscaal; exitheffing

Onderwerp:

-           VWEU, met name de artikelen 21, 45, 49 en 63;
-           Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies;
-           Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG;

Feiten:

Verzoeker bezit de Duitse nationaliteit en is sinds 01.02.2008 bedrijfsleider van een GmbH die in Zwitserland is gevestigd. Verzoeker woont sinds 01.03.2011 in Zwitserland. Naar aanleiding van zijn aangifte in de inkomstenbelasting over 2011 heeft verweerder (Finanzamt Konstanz) verzoeker meegedeeld dat - overeenkomstig §6 van de Duitse wet inzake belastingheffing in situaties die aanknopingspunten met het buitenland bevatten (hierna: AstG) – verzoeker wegens zijn verhuizing naar Zwitserland belasting verschuldigd was over vermogenswinst. Volgens §17(1) van de Duitse wet op inkomstenbelasting (hierna: EstG) omvatten de bedrijfsinkomsten onder meer de meerwaarde uit de vervreemding van aandelen in een kapitaalvennootschap wanneer de verkoper gedurende de laatste vijf jaar een deelneming van ten minste 1 % bezat in het kapitaal van de vennootschap. Deze bepaling is volgens §6 AStG in het geval van een natuurlijk persoon die in totaal ten minste tien jaar onbeperkt belastingplichtig was en van wie de onbeperkte belastingplicht eindigt doordat hij zijn woonplaats verlegt, ook zonder vervreemding van toepassing op aandelen als bedoeld in §17(1) EStG op het tijdstip waarop de onbeperkte belastingplicht eindigt, wanneer voor het overige voor de aandelen op dat tijdstip wordt voldaan aan de voorwaarden van deze bepaling. Op grond daarvan heeft verweerder bij beslissing van 30.01.2015 een aanslag in de inkomstenbelasting ten bedrage van €45.640,- opgelegd. Daarbij zijn verzoekers bedrijfsinkomsten uit vervreemdingsmeerwaarden vastgesteld op €113.645,-. Na tevergeefs bezwaar te hebben gemaakt, heeft verzoeker beroep ingesteld tot herziening van deze beslissing, dat ertoe strekte de bedrijfsinkomsten uit vervreemdingsmeerwaarden vast te stellen op €0,-. Volgens verzoeker is de toepassing van §6(1) AStG in strijd met de overeenkomst EG-Zwitserland. Hij beklemtoont dat de strijdigheid van deze bepaling met het Europees recht pas met de invoering van het – alleen voor andere lidstaten en de staten van de EER, maar niet voor Zwitserland geldende – rentevrije uitstel van betaling in §6(5) AStG ongedaan is gemaakt.

Overweging:

Naar nationaal recht heeft verweerder terecht de verschuldigde belasting van verzoeker geheven. Wat de verenigbaarheid met het Unierecht betreft, is volgens de verwijzende rechter niet duidelijk of de preambule en de artikelen 1, 2, 4, 6, 7, 16 en 21 van de overeenkomst EG-Zwitserland alsmede artikel 9 van bijlage I bij die overeenkomst, gelet op artikel 21, lid 1, artikel 45 en artikel 49 VWEU, de in §6 AStG geregelde exitheffing (zonder uitstel) toestaan enkel en alleen op grond dat een aanvankelijk onbeperkt belastingplichtige met de Duitse nationaliteit zijn fiscale woonplaats van Duitsland naar het grondgebied van Zwitserland verlegt en niet naar een lidstaat van de EU of een EER-staat.

Prejudiciële vragen:

Moeten de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen van 21 juni 1999, die op 1 juni 2002 in werking is getreden, inzonderheid de preambule, de artikelen 1, 2, 4, 6, 7, 16 en 21 alsmede artikel 9 van bijlage I, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de regeling van een lidstaat volgens welke – om te voorkomen dat over een belastbare grondslag geen belasting wordt geheven – latente, nog niet gerealiseerde meerwaarden van deelnemingen in een vennootschap (zonder uitstel) worden belast, wanneer een onderdaan van die lidstaat die daar aanvankelijk onbeperkt belastingplichtig was, zijn woonplaats van die staat naar Zwitserland verlegt en niet naar een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: N C-470/04;

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal