C-582/20 SC Cridar Cons

Contentverzamelaar

C-582/20 SC Cridar Cons

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     5 januari 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     22 februari 2021

Trefwoorden : btw; belastingen; handvest; rechtsbescherming

Onderwerp :

-           Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

-           Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;

Feiten:

De belastingdienst heeft een belastingcontrole uitgevoerd bij de vennootschap Cridar Cons over de periode van 01-01-2011 t/m 30-04-2014. In het verslag en bij de aanslag van 15-07-2014 is vastgesteld dat voldaan is aan de voorwaarden voor btw-aftrek. In 2015 heeft het parket een strafrechtelijk onderzoek ingeleid waarin meerdere personen beschuldigd werden van belastingfraude, waaronder de bestuurder van Cridar Cons. Daarom verzocht het parket om een fiscaal heronderzoek bij Cridar Cons. De belastingdienst heeft in oktober 2016 het heronderzoek uitgevoerd en heeft vervolgens btw-aftrek geweigerd over alles wat Cridar Cons van vijf door het parket aangewezen vennootschappen had gekocht, en heeft aanvullende fiscale verplichtingen vastgesteld van 2 103 172 RON. Ook heeft de belastingdienst aangifte gedaan van belastingfraude. Verzoekster heeft op 15-11-2016 bezwaar ingediend tegen de aanslag. Later heeft zij de rechter in tweede aanleg verzocht om opschorting van de aanslag, tot de uitspraak van de rechter ten gronde. Na afwijzing van de hogere voorziening van de belastingdienst heeft de rechter in tweede aanleg het verzoek om opschorting ingewilligd. Bij haar beslissing op het bezwaar van 16-03-2017 heeft regionale hoofddirectie van de belastingdienst de behandeling van het bezwaar opgeschort omdat het zich niet ten gronde kan uitspreken voordat de strafrechtelijke uitspraak is gedaan. Op 29-06-2017 heeft verzoekster beroep ingesteld bij de rechter in tweede aanleg tot nietigverklaring van de beslissing op bezwaar en de belastingaanslag. Dit beroep is afgewezen. Cridar Cons heeft tegen de uitspraak van de rechter in tweede aanleg een hogere voorziening ingesteld bij de verwijzende rechter.

Overweging:

De verwijzende rechter vraagt zich af of dit op gespannen voet staat met het neutraliteitsbeginsel voortvloeiend uit de btw-richtlijn, wanneer eerst een aanslag met onmiddellijke gevolgen (weigering van btw-aftrek) wordt opgelegd zonder dat de belastingdienst op dat moment beschikte over alle objectieve informatie betreffende betrokkenheid van de belastingplichtige bij btw-fraude, waarna op het moment dat bezwaar wordt gemaakt de behandeling daarvan wordt opgeschort totdat de feiten zijn opgehelderd in een strafzaak waarin juist onderzoek wordt gedaan naar betrokkenheid van de belastingplichtige bij die fraude. Deze procedure zou overigens ook vragen kunnen opwerpen met betrekking tot de verenigbaarheid met het recht op een eerlijk proces, dat wordt gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest. Zolang de behandeling van het bezwaar is opgeschort blijft de aanslag namelijk uitvoerbaar, zonder dat de belastingplichtige deze voor de rechter kan betwisten.

Prejudiciële vragen:

1) Moeten richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling die de belastingdienst toestaat dat zij na het opleggen van een aanslag houdende weigering van aftrek van de voorbelasting, de behandeling van het administratief bezwaar opschort tot uitspraak is gedaan in een strafzaak die aanvullende objectieve elementen kan verschaffen betreffende betrokkenheid van de belastingplichtige bij belastingfraude?

2) Zou het antwoord van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de vorige vraag anders luiden indien ten aanzien van de belastingplichtige tijdens de opschorting van de administratieve bezwaarprocedure voorlopige maatregelen tot opschorting van de gevolgen van de weigering van de btw-aftrek zouden gelden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-80/11 en C-142/11; C-285/11; C-271/12; Paper Consult C-101/16; C-438/09; C-324/11; C-277/14; C-18/13;

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; JenV