C-585/15 Raffinerie Tirlemontoise

Contentverzamelaar

C-585/15 Raffinerie Tirlemontoise

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijizngsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   31 december 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       17 januari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   17 februari 2016
Trefwoorden: landbouw; Gemeenschappelijke ordening (GO) suiker
Onderwerp: - Verordening (EG) nr. 2038/1999 van de Raad van 13 september 1999 houdende
een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker
- Verordening (EG) nr. 2267/2000 van de Commissie van 12 oktober 2000 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen evenals de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 1999/2000;
- Verordening (EG) nr. 1993/2001 van de Commissie van 11 oktober 2001 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2000/2001;
- Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker.

Deze zaak gaat over de productieheffingen in de suikersector. De berekeningswijze van die heffingen vormde reeds aanleiding voor een groot aantal gedingen, met name in BEL, DUI en FRA. Het HvJEU heeft het basisreglement van de Raad uitgelegd over de GO suikermarkt (zie de aangehaalde arresten). In zaak C-234/10 heeft de Rb Nanterre met name aan het Hof gevraagd of artikel 15, lid 1, onder d), van de basisVo. (1260/2001) aldus moet worden uitgelegd dat voor de berekening van het gemiddelde verlies voor alle categorieën uitgevoerde suiker de som van alle reële uitgaven moet worden gedeeld door de som van de uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht of voor die hoeveelheden daadwerkelijk restituties zijn betaald. Verzoeksters vragen over de berekening door de EURCIE van de productieheffingen beperken zich nu tot de verkoopseizoenen 1999/2000 tot en met 2005/2006.

De verwijzende BEL rechter (Rb Brussel) legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Moet artikel 33, lid 1, van verordening (EG) nr. 2038/1999 van de Raad van 13 september 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, in het bijzonder tegen de achtergrond van het arrest van 27 september 2012, Zuckerfabrick Jülich (C-113/10, C-147/10 en C-234/10, [EU:C:2012:591]), aldus worden uitgelegd dat voor de berekening van het gemiddelde verlies voor alle categorieën uitgevoerde suiker de som van alle reële uitgaven moet worden gedeeld door de som van de uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht of voor die hoeveelheden daadwerkelijk restituties zijn betaald?
2. Moet artikel 33, lid 2, van verordening (EG) nr. 2038/1999 van de Raad van 13 september 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, in het bijzonder tegen de achtergrond van het arrest van 27 september 2012, Zuckerfabrick Jülich (C-113/10, C-147/10 en C-234/10, [EU:C:2012:591]), aldus worden uitgelegd dat de overdrachten waarmee rekening moet worden gehouden (als debet- of creditfactor) bij de algemene berekening van de heffingen op de productie, voor alle categorieën uitgevoerde suiker moeten worden berekend als de som van alle reële uitgaven gedeeld door de som van de werkelijk uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht of voor die hoeveelheden daadwerkelijk restituties bij uitvoer zijn betaald?
3. Zijn, in geval van een bevestigend antwoord op de eerste vraag, de verordeningen nrs. 2267/2000 en 1993/2001 ongeldig?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: zie de vragen + C-200/06 (beschikking) Raffinerie Tirlemontoise; C-466/06 Société Roquette Frères; C-175/07 – C-184/07 SAFBA
Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten