C-590/20 Presidenza del Consiglio dei Ministri et Ministero dell' Economia e delle Finanze  

Contentverzamelaar

C-590/20 Presidenza del Consiglio dei Ministri et Ministero dell' Economia e delle Finanze  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     4 januari 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     21 februari 2021

Trefwoorden : bezoldiging; artsen; niet-omzetting richtlijn; aansprakelijkheid staat

Onderwerp :

-           Richtlijn 75/363/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de arts;

-           Richtlijn 82/76/EEG van de Raad van 26 januari 1982 tot wijziging van richtlijn 75/362/EEG inzake de onderlinge erkenning van de diploma’s, certificaten en andere titels van de arts, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten, alsmede van richtlijn 75/363/EEG inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de arts;

Feiten:

Richtlijn 82/76 schrijft voor dat aan artsen die een fulltime- of parttime opleiding in bepaalde medische  disciplines volgen een passende bezoldiging wordt betaald. De uiterste datum voor de omzetting van deze richtlijn was vastgesteld op 31 december 1982. Italië heeft de voornoemde verplichting niet binnen de vastgestelde termijn omgezet. Daarom heeft het Hof, nadat een inbreukprocedure tegen Italië was ingesteld, niet-nakoming van Italië vastgesteld. Vervolgens heeft Italië wet nr. 370 vastgesteld waarmee de groep van rechthebbenden weliswaar werd uitgebreid, maar de artsen die zich vóór 1 januari 1983 voor een specialistenopleiding hadden ingeschreven (dus vóór het verstrijken van de omzettingstermijn) werden uitgesloten. Een aantal artsen hebben het voorzitterschap van de raad van ministers en meerdere ministers voor de rechter in eerste aanleg gedagvaard. Zij vorderden vaststelling dat zij recht hebben op een passende bezoldiging, en veroordeling van de gedagvaarde overheidsdiensten tot betaling. De rechter heeft de vorderingen van verzoekers afgewezen wegens verjaring van het recht. De rechter in tweede aanleg heeft het verzoek van de artsen ook afgewezen. De reden daarvoor is dat Italië pas na 31 december 1982 in gebreke is gebleven van de verplichting om de nationale regeling inzake specialisatieopleidingen in de gezondheidszorg aan de communautaire regeling aan te passen. Hierop werd principaal cassatieberoep ingesteld door het voorzitterschap van de raad van ministers. Tevens heeft een aantal artsen incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Overweging:

De verwijzende rechter merkt op dat bij de uitlegging van de betrokken nationale en Unie-regeling grote onzekerheid is ontstaan over met name de vraag hoe ver de aansprakelijkheid van de Italiaanse Staat voor de tardieve omzetting van richtlijn 82/76 in nationaal recht teruggaat in de tijd. Meer in het bijzonder is de vraag gerezen of deze aansprakelijkheid al dan niet moet worden geacht zich tevens uit te strekken tot artsen die zich voor een specialisatieopleiding hadden ingeschreven vóór 1 januari 1983, de datum waarop de Staat in gebreke is gebleven omdat hij de einddatum van 31 december 1982 voor de omzetting van deze richtlijn heeft laten verstrijken zonder zijn verplichtingen na te komen. Deze twijfels over de uitlegging zijn ook niet weggenomen door het arrest van het Hof in zaak  C-616/16, dat heeft geleid tot twee verschillende standpunten, een meerderheidsstandpunt en een minderheidsstandpunt.

Prejudiciële vragen:

Staan artikel 189, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 13 en 16 van richtlijn 82/76/EEG van de Raad van 26 januari 1982 tot wijziging van richtlijn 75/362/EEG, en richtlijn 75/363/EG in de weg aan een uitlegging volgens welke het recht op een passende bezoldiging dat ingevolge artikel 13 van richtlijn 82/76/EEG wordt toegekend aan artsen die een fulltime- dan wel parttimeopleiding volgen - mits is voldaan aan de andere in de regelgeving en in de Unierechtspraak vastgestelde voorwaarden - ook toekomt aan artsen die zich vóór 1982 voor een opleiding hebben ingeschreven en deze opleiding op 1 januari 1983 reeds volgden? Hebben deze artsen eveneens recht op vergoeding van de schade als gevolg van de tardieve omzetting van de voornoemde richtlijn in nationaal recht door de Italiaanse Staat ten aanzien van het deel van de schadevergoeding na 1 januari 1983?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Italië, 49/86; C-131/97; C-371/97; Presidenza del Consiglio dei Ministri e.a. C-616/16 en C-617/16;

Specifiek beleidsterrein: JenV; SZW; OCW