C-593/19 SK Telecom

Contentverzamelaar

C-593/19 SK Telecom

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 27 september 2019
Schriftelijke opmerkingen: 13 november 2019

Trefwoorden : btw; telecom;

Onderwerp :

- Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: btw-richtlijn);

 

Feiten:

SK Telecom is een in Zuid-Korea gevestigde mobieletelefonieprovider die roamingdiensten verstrekt voor het gebruik van een binnenlands mobiel netwerk. Om de klanten van SK Telecom tijdens hun verblijf in Oostenrijk de gelegenheid te bieden om hun mobiele telefoons te gebruiken, heeft een Oostenrijkse provider zijn netwerk ter beschikking van SK Telecom gesteld tegen betaling van gebruiksvergoedingen, vermeerderd met de Oostenrijkse btw (20%). SK Telecom heeft haar in het derde land gevestigde klanten roamingvergoedingen in rekening gebracht voor het gebruik van het Oostenrijkse netwerk. Het geschil betreft de teruggaaf van de btw. SK Telecom heeft bij de Oostenrijkse belastingdienst een verzoek ingediend tot teruggaaf van de btw die de Oostenrijkse provider in rekening had gebracht. De belastingdienst heeft de teruggaaf geweigerd omdat de roamingvergoedingen in Oostenrijk belastbare handelingen vormen. Het bezwaar dat hiertegen door SK Telecom is gemaakt, heeft de belastingdienst afgewezen en vervolgens is de zaak aanhangig gemaakt bij het Bundesfinanzgericht. Volgens het Bundesfinanzgericht heeft SK Telecom geen belastbare handelingen verricht, aangezien de plaats van de dienst zich in het derde land bevindt. Hierop heeft de belastingdienst beroep ingesteld bij het Verwaltungsgerichtshof welke de beslissing van het Bundesfinanzgericht heeft vernietigd, met als gevolg dat laatstgenoemde rechterlijke instantie thans opnieuw op het bezwaar dient te beslissen. SK Telecom voert aan dat haar roaminginkomsten in Zuid-Korea zijn onderworpen aan een met de Oostenrijkse btw vergelijkbare heffing van 10%. Plaats van de dienst is daarom gesitueerd in Zuid-Korea waardoor zij recht heeft op teruggaaf van de btw.

 

Overweging:

Het gaat hier om de vraag waar de roamingdiensten voor de toepassing van de btw zijn verricht. Volgens de btw-richtlijn worden de diensten in beginsel belast op de plaats van de afnemer van de dienst, in casu dus Zuid-Korea. De vraag rijst of de uitzondering van artikel 59bis b) van de btw-richtlijn toepassing vindt en de plaats van de dienst daardoor binnen de Unie kan worden aangemerkt. Dit hangt af van twee voorwaarden: i) het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie moeten binnen de Unie geschieden, en ii) er moet een specifiek doel worden beoogd, met name het voorkomen van niet-heffing van de belasting. Het is echter onduidelijk wat onder “werkelijk gebruik en werkelijke exploitatie” moet worden begrepen en wanneer sprake is van een “vergelijkbare heffing”.

 

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 59 bis, onder b), van richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij artikel 2 van richtlijn 2008/8/EG, aldus worden uitgelegd dat de afname van roamingdiensten in een lidstaat in de vorm van toegang tot het binnenlandse mobieletelefonienetwerk voor het tot stand brengen van in- en uitgaande verbindingen door een „niet-belastingplichtige eindafnemer” die tijdelijk op het grondgebied van deze lidstaat verblijft, moet worden aangemerkt als „een werkelijk gebruik en een werkelijke exploitatie” op het grondgebied van deze lidstaat, zodat de verlegging van de plaats van de dienst vanuit het derde land naar deze lidstaat gerechtvaardigd is, hoewel de dienstverlenende mobieletelefonieprovider noch de eindafnemer op het grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd en de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de eindafnemer zich evenmin op het grondgebied van de Gemeenschap bevindt?

2) Moet artikel 59 bis, onder b), van richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij artikel 2 van richtlijn 2008/8/EG, aldus worden uitgelegd dat de plaats van de telecommunicatiediensten als beschreven in de eerste vraag, die volgens artikel 59 van richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij artikel 2 van richtlijn 2008/8/EG, buiten de Gemeenschap is gelegen, naar het grondgebied van een lidstaat kan worden verlegd, hoewel de dienstverlenende mobieletelefonieprovider noch de eindafnemer op het grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd en de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de eindafnemer zich evenmin op het grondgebied van de Gemeenschap bevindt, alleen al op grond van het feit dat de telecommunicatiediensten in het derde land niet zijn onderworpen aan een met de Unierechtelijke btw vergelijkbare heffing?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: /

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; EZK

Gerelateerde documenten