C-598/19 Conacee

Contentverzamelaar

C-598/19 Conacee

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 23 oktober 2019
Schriftelijke opmerkingen: 9 december 2019

Trefwoorden : aanbesteding; overheidsopdrachten; sociale bijzondere arbeidscentra

Onderwerp :

- Richtlijn 2014/24/EU betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG;

 

Feiten:

De Confederación Nacional de Centros Especiales de Empleo (hierna: verzoeker) heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Consejo de Gobierno de la Diputación Foral de Gipuzkoa (hierna: het provinciebestuur). Het provinciebestuur had besloten tot goedkeuring van richtsnoeren voor de aanbestedende diensten van de provincie. Verzoeker heeft beroep ingesteld omdat daarin het recht om deel te nemen aan procedures voor de gunning van opdrachten wordt voorbehouden aan sociale bijzondere arbeidsbureaus of re-integratiebedrijven en de uitvoering van een deel van die opdrachten wordt voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid. Volgens de verzoekers mag het begrip ‘sociale’ niet worden gebruikt voor de bijzondere arbeidscentra waar de in het besluit aan de orde zijnde voorbehouden opdrachten betrekking op hebben. Het toevoegen van het begrip ‘sociale’ zou een inbreuk maken op artikel 20 van richtlijn 2014/24. De verwijzende rechter legt daarom deze vraag aan het Hof voor.

 

Overweging:

In deze zaak staat de verenigbaarheid van het besluit van het provincie bestuur met artikel 20 van richtlijn 2014/24 ter discussie, waardoor de beslechting van het geding afhangt van de uitlegging die wordt gegeven aan die Unierechtelijke bepaling. Er moet dus worden nagegaan of het besluit van het provinciebestuur vereisten of voorwaarden voor toegang tot de in artikel van richtlijn 2014/24 geregelde voorbehouden opdrachten vaststelt, in het bijzonder wat betreft de bijzondere arbeidscentra, die niet in overeenstemming zijn met in die bepaling vervatte regeling. Op het eerste gezicht lijkt het dat het besluit van het provinciebestuur inderdaad aanvullende voorwaarde bevat, die verschillen van de in artikel 20 van richtlijn 2014/24 opgenomen voorwaarden. Tot slot betwijfelt de verwijzende rechter of op basis van de omzetting van artikel 20 van richtlijn 2014/24 in het Spaanse recht de personele werkingssfeer van de in die Unierechtelijke bepaling geregelde voorbehouden opdrachten kan worden vastgesteld op de manier als omschreven in het besluit omtrent de ‘sociale bijzondere arbeidscentra’, zodat ondernemingen of ondernemers zoals die welke worden vertegenwoordigd door de verzoeker, worden uitgesloten van de werkingssfeer van het voorbehoud, ook al voldoen zij volgens de Unierechtelijke bepaling aan de voorwaarde dat ten minste 30% van hun werknemers gehandicapten zijn en dat zij hun maatschappelijke en professionele integratie tot doel hebben.

 

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 20 van richtlijn 2014/24/EU betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten aldus worden uitgelegd dat de personele reikwijdte van het voorbehoud als bedoeld in dat artikel niet zodanig kan worden beperkt dat, door aanvullende vereisten te stellen aan de oprichting, aard en doelen, activiteiten en investeringen, of andere aspecten, van de werkingssfeer van die bepaling worden uitgesloten ondernemingen of ondernemers die kunnen aantonen dat zij voldoen aan de voorwaarde dat ten minste 30 % van hun werknemers personen met een handicap zijn, en dat zij de maatschappelijke en professionele integratie van die personen tot doel hebben?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: X C-72/14; C-188/10 en C-189/10; C-283/81

Specifiek beleidsterrein: BZK; EZK; SZW