C-6/23 Baramlay  

Contentverzamelaar

C-6/23 Baramlay  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 maart 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    24 april 2023

Trefwoorden: landbouw, steunregeling, hoofdactiviteit

Onderwerp: Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Feiten:

Verzoeker heeft op 01-06-2015 op grond van regeling 24/2015. (IV.28.) MVM van de minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling betreffende de nadere voorwaarden voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) voor de vestiging van jonge landbouwers in 2015 (hierna: „steunregeling”) een steunaanvraag ingediend bij de rechtsvoorganger van de Hongaarse schatkist, te weten het bureau voor landbouw en plattelandsontwikkeling (hierna: „bureau”). In zijn aanvraag heeft hij zich ertoe verbonden om een nieuw landbouwbedrijf op te richten en dit persoonlijk te leiden, en vanaf 20-10-2015, de datum van indiening van de aanvraag om betaling van 90 % van het steunbedrag, tot het einde van de exploitatieperiode, te weten op 31-12-2020, als hoofdactiviteit en als zelfstandige landbouwactiviteiten te verrichten. Het bureau heeft verzoekers op 28-08-2020 ingediende aanvraag tot uitbetaling van de resterende 10 % van het goedgekeurde steunbedrag afgewezen en verzoeker verplicht om het onterecht ontvangen bedrag terug te betalen. Het stelde vast dat verzoeker niet gedurende de gehele betrokken periode landbouwactiviteiten als hoofdactiviteit had uitgeoefend, aangezien hij tussen 12-09-2017 en 07-03-2018 in het register van zelfstandige ondernemers ingeschreven stond met als hoofdactiviteit fotokopiëren en reproductie, hetgeen in de TEÁOR-/NACE-nomenclatuur code 821902 heeft. Verzoeker betoogde dat een administratieve fout ertoe had geleid dat fotokopiëren en reproductie als zijn hoofdactiviteit in de registratie waren opgenomen, aangezien zijn bedoeling was om deze als andere activiteiten te laten vermelden. Hij benadrukte ook dat hij geen inkomsten had uit het fotokopiëren en reproduceren en dat hij niet een dergelijke activiteit uitoefende.

Overweging:

De Kúria is van mening dat voor de beslechting van het geding tussen partijen een uitlegging van het Unierecht noodzakelijk is. De Kúria heeft er twijfels over of de nationale regeling en praktijk, die als subsidiabiliteitsvoorwaarde stelt dat de landbouwactiviteit als hoofdactiviteit uitgeoefend blijft worden en bij niet-naleving van deze voorwaarde terugbetaling van het gehele steunbedrag eist, in plaats van een verlaging toe te passen die in verhouding staat tot de ernst van de niet-naleving, verenigbaar is met de juiste uitlegging van het Unierecht.  Naar het oordeel van de Kúria kan de door verzoeker begane inbreuk, die slechts betrekking heeft op de vervulling van een administratief vereiste, niet worden geacht zo ernstig te zijn dat oplegging van een sanctie noodzakelijk is. De inbreuk kan worden gezien als „niet naleving van gering belang” in de zin van artikel 77, lid 2, onder e), van verordening 1306/2013. Maar zelfs wanneer dit niet het geval zou zijn, dan nog moeten de bepalingen van artikel 64, lid 4, en artikel 77, lid 4, en in het bijzonder het bepaalde onder b), van dit artikel, worden toegepast, hetgeen wil zeggen dat de hoogte van de sanctie moet worden vastgesteld op basis van de duur van de niet-naleving. Het staat evenwel vast dat de niet-naleving in de  vereiste periode van vijf jaar (1825 dagen) 176 dagen heeft geduurd, hetgeen neerkomt op minder dan 10 % van de gehele exploitatieperiode.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 50, lid 3, van verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 637/2008 en (EG) nr. 73/2009 van de Raad aldus worden uitgelegd dat deze bepaling de lidstaten de mogelijkheid biedt om als subsidiabiliteitsvoorwaarde te stellen dat de begunstigde van de steun vanaf de datum van indiening van de aanvraag om betaling van 90 % van de steun tot het einde van de exploitatieperiode ononderbroken als hoofdactiviteit en als zelfstandige productieactiviteiten in de landbouw verricht?

2. Zo niet, moet deze voorwaarde dan worden uitgelegd als een door de begunstigde aangegane verbintenis?

3. Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord, moeten artikel 64, lid 1, en artikel 77, lid 1, van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en houdende intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad aldus worden uitgelegd dat in geval van nietnaleving van een aangegane verbintenis een administratieve sanctie kan worden opgelegd, waarvan de hoogte, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, wordt vastgesteld op basis van artikel 64, lid 4, onder b), en artikel 77, lid 4, onder b), , met andere woorden, moeten deze bepalingen aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan het totale steunbedrag moet worden terugbetaald, zonder rekening te houden met de duur van de niet-naleving?

4. Moeten artikel 64, lid 2, onder e), en artikel 77, lid 2, onder e), van verordening nr. 1306/2013 aldus worden uitgelegd dat onder „niet-naleving van gering belang” ook kan worden verstaan een situatie waarin de begunstigde van de steun in de periode van vijf jaar waarvoor de verbintenis geldt, gedurende 176 dagen niet voldoet aan de voorwaarde betreffende de hoofdactiviteit, mede gelet op het feit dat hij gedurende de gehele periode uitsluitend landbouwactiviteiten heeft uitgeoefend en daaruit zijn inkomsten

heeft verworven?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV, EZK

Gerelateerde documenten