C-604/24 Farmakeio YZ and Sia
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 30 december 2024 Schriftelijke opmerkingen: 16 februari 2025
Trefwoorden: verkoop van geneesmiddelen; informatiemaatschappij
Onderwerp: - Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik: artikel 85 quater, leden 1 en 2; - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 15, lid 1 en artikel 16.
Feiten: Verzoekende partij ‘Farmakeio YZ & Sia’ is een vennootschap onder firma en exploiteert een fysieke apotheek. Zij heeft als statutair doel onder meer het elektronisch verkopen van de in een apotheek gevoerde producten die door de farmaceutische wetgeving zijn toegestaan. Verzoekende partij komt op tegen een beslissing van de minister van Ontwikkeling en Investering en de minister van Gezondheid. Verzoekende partij verzoekt om nietigverklaring van het bestreden besluit voor zover dit gecertificeerde webwinkels van apotheken alleen de verkoop of afstand aan de bevolking toestaat, via diensten van de informatiemaatschappij, van algemeen verkrijgbare geneesmiddelen, en niet van de overige zonder recept verkrijgbare geneesmiddelen.
Overweging: De verwijzende rechter vraagt zich af in hoeverre een regelgevende bepaling die de online verkoop van alle zonder recept verkrijgbare geneesmiddelen, met uitzondering van de subcategorie van de algemeen verkrijgbare geneesmiddelen daarvan, verbiedt, verenigbaar is met het Unierecht. Voornamelijk in het geval dat de regeling alleen getoetst dient te worden aan het, bij artikel 1, punt 20, van richtlijn 2011/62, ingevoegde artikel 85 quarter van richtlijn 2001/83, en niet aan andere bepalingen. Daarnaast vraagt de verwijzende rechter zich af of artikel 85 quarter lid 2 de nationale wetgever de ruimte laat op grond van de volksgezondheid te verbieden dat bepaalde geneesmiddelen waarvoor geen medisch recept is vereist op bovenstaande manier verkocht worden.
Prejudiciële vragen: 1) Moet artikel 85 quater, lid 1, van richtlijn 2001/83/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik] aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regelgevende bepaling die niet toestaat dat alle zonder recept verkrijgbare geneesmiddelen („zrvg’s”) op afstand aan de bevolking te koop worden aangeboden via de diensten van de informatiemaatschappij, door webwinkels van apotheken, maar dit slechts doet voor een bepaalde subcategorie daarvan (met name die van algemeen verkrijgbare geneesmiddelen, „avg’s”)?
2) Of laat artikel 85 quater, lid 2, van richtlijn 2001/83 de nationale wetgever daarentegen de ruimte om, op grond van de volksgezondheid, te verbieden dat bepaalde geneesmiddelen waarvoor geen medisch recept is vereist (zrvg’s) door webwinkels van apotheken op afstand aan de bevolking worden verkocht via diensten van de informatiemaatschappij?
3) Indien het antwoord op de [tweede] prejudiciële vraag [...] bevestigend luidt, vormen de gronden waarop de Griekse Staat en de Panellinios Farmakeftikos Syllogos (nationale vereniging van Griekse apothekers) zich beroepen om de litigieuze beperking te rechtvaardigen (tegengaan van polyfarmacie en de verhandeling van vervalste of ongeschikte geneesmiddelen enz.) dan „voorwaarden verantwoord door de bescherming van de volksgezondheid” in de zin van artikel 85 quater, lid 2, van richtlijn 2001/83, en
4) Indien het antwoord op de [derde] prejudiciële vraag [...] bevestigend luidt, moet de nationale rechter de evenredigheid van de beperkende maatregel dan in negatieve zin toetsen, dat wil zeggen dat slechts wordt onderzocht of de beperking kennelijk ongeschikt of kennelijk niet noodzakelijk is, dan wel in positieve zin, dat wil zeggen dat wordt onderzocht of de beperking hem als een geschikte en volstrekt noodzakelijke maatregel voor de bescherming van de volksgezondheid voorkomt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-171/07 en C-172/07 Apothekerkammer des Saarlandes e.a.; C-649/18 A (Reclame en online verkoop van geneesmiddelen); C-322/0 Deutscher Apothekerverband; C-606/21 Doctipharma.
Specifiek beleidsterrein: VWS