C-612/20  Happy Education

Contentverzamelaar

C-612/20  Happy Education

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     22 januari 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     8 maart 2021

Trefwoorden : btw; onderwijs;

Onderwerp :

Richtlijn 2006/112 van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;

Feiten:

Verzoekster is een handelsvennootschap die naschoolse diensten aanbiedt en aanvullende activiteiten op het onderwijscurriculum organiseert. De activiteiten die verzoekster uitoefent, zijn identiek aan die van het programma “School na school” zoals is goedgekeurd bij besluit 5349/2011 van de minister van Onderwijs, Onderzoek, Jeugd en Sport. Na een inspectie heeft verweerder (belastingdienst) een belastingcontroleverslag en een aanslag vastgesteld. In deze twee handelingen wordt vastgesteld dat de omzet over juli 2016 hoger was dan de bovengrens voor vrijstelling van de btw van 220 000 RON en dat verzoekster zich daarom vanaf 01-08-2016 moest registreren voor de btw. Op die grond zijn tevens aanvullende betalingsverplichtingen vastgesteld. Verweerder heeft verzoeksters bezwaar tegen deze handelingen afgewezen bij beslissing op bezwaar. Hierop heeft verzoekster bij de verwijzende rechter beroep ingesteld tot nietigverklaring van de handelingen. Verzoekster betoogt dat haar werkzaamheden dienstverrichtingen zijn die nauw samenhangen met onderwijs zodat die zijn vrijgesteld van btw. Verzoekster heeft geprobeerd een vergunning voor haar werkzaamheden te verkrijgen, maar de uitvoering van het “School na school”-programma door privaatrechtelijke rechtspersonen is niet geregeld. Volgens verzoekster is de redenering van de belastingdienst bijzonder restrictief en wordt het recht op btw-aftrek voor de verrichting van naschoolse diensten van algemeen belang op ongerechtvaardigde wijze beperkt. Verweerders betogen dat verzoeksters werkzaamheden geen deel uitmaken van het nationale onderwijsstelsel en dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij toestemming heeft voor vrijgestelde activiteiten .

Overweging:

Volgens de verwijzende rechter zou verzoekster in aanmerking moeten komen voor de btw-vrijstelling, ook al zijn de door haar verrichte diensten naar nationaal recht niet van btw vrijgesteld omdat verzoekster niet aantoonbaar samenwerkt met een onderwijsinstelling voor de uitvoering van het nationale “School na school”-programma. De verwijzende rechter betwijfelt echter of verzoekster voldoet aan de andere criteria in artikel 132(1)i) van de btw-richtlijn. Het is namelijk niet zeker of verzoekster valt onder “organisaties die [...] als lichamen met soortgelijke doeleinden [als die van publiekrechtelijke lichamen] worden erkend”.

Prejudiciële vragen:

1. Moeten artikel 132, lid 1, onder i), artikel 133 en artikel 134 van richtlijn 2006/112 van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde aldus worden uitgelegd dat onderwijsdiensten als die welke zijn opgenomen in het nationale „School na school”-programma, vallen onder het begrip „diensten welke nauw samenhangen met schoolonderwijs” indien deze diensten zoals in het hoofdgeding worden verricht door een particuliere entiteit met winstoogmerk, zonder dat een samenwerking is overeengekomen met een  onderwijsinstelling?

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, kan erkenning van verzoekster als „lichaam met soortgelijke doeleinden”, in de zin van artikel 132, lid 1, onder i) van richtlijn 2006/112 van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, dan voortkomen uit de nationale wettelijke regelingen betreffende toelating van activiteiten die vallen onder CAEN-code 8559 „Andere onderwijsvormen die niet elders zijn ingedeeld” door het Oficiu Național al Registrului Comerțului (handelsregister, Roemenië), of worden vastgesteld onder verwijzing naar het algemeen belang van aanvullende onderwijsactiviteiten met als doel het voorkomen van schoolverlating, de verbetering van schoolprestaties, correctief onderwijs, versneld leren, persoonlijke ontwikkeling en sociale integratie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Horizon College C-434/05; C-445/05; MDDP C-319/12; A & G Fahrschul-Akademie C-449/17;

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; OCW