C-62/20

Contentverzamelaar

C-62/20

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     31 maart 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     17 mei 2020

Trefwoorden : goederencodes, gecombineerde nomenclatuur

Onderwerp :

Verordening (EEG) nr. 2658/87 van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.

 

Feiten:

Op 30-10-2017 werd door de firma DKM Customs namens eiseres een aanvraag voor een bindende tariefinlichting ingediend voor een artikel met de handelsbenaming 'IPE Decking FAS', te weten planken van Ipé hout die werden geschaafd langs elke zijde én waarvan alle vier de hoeken werden afgerond over de gehele lengte van de plank. Op 07-12-2017 werd de Bindende Tariefinlichting (BTI) afgeleverd aan eiseres volgens welke de goederen in kwestie moeten worden ingedeeld onder goederencode 4407 2983. Eiseres is echter van oordeel dat de goederen moeten worden ingedeeld onder goederencode 4409 2200. Zij heeft daarom beroep ingesteld tegen deze beslissing. Eiseres wijst er in eerste instantie op dat de tariefpost 4407 een heel ruime omschrijving van hout en houtproducten omvat zodat iedere gezaagde en/of geschaafde plank onder deze tariefpost kan worden geklasseerd. Tariefpost 4409 omvat een meer gedetailleerde omschrijving. Op grond van wat bepaald is onder regel 3.a van Deel I, titel I, A, van bijlage I bij verordening 2658/87, heeft de post met de meest specifieke omschrijving voorrang boven posten met een meer algemene strekking. De administratie is van oordeel dat de goederen in kwestie moeten worden ingedeeld onder goederencode 4407 2983. De algemene regel 3.a van de hoger aangehaalde regels voor de uitlegging van de goederencodes is niet van toepassing. De goederen kunnen immers worden ingedeeld met toepassing van de algemene regel 1.

 

Overweging:

De verwijzende rechter stelt dat het in de onderhavige zaak gaat om de interpretatie van de goederencodes 4407 en 4409. Uit de feitenweergave van partijen blijkt dat er ook op Europees niveau geen eensgezindheid is over de invulling van de betreffende goederencodes wat betreft de ter discussie staande goederen. Ook stelt de rechtbank vast dat er klaarblijkend tussen partijen geen discussie is over de aard van de goederen. De discussie handelt aldus in essentie enkel over de uniforme interpretatie van het Unierecht, de beoordeling waarvan de essentie van een prejudiciële vraagstelling is.

 

Prejudiciële vraag:

1) Dient de [GN] - mede in het licht van de verschillende taalversies van tariefpost 4409 en de GS-toelichtingen bij tariefposten 4407 en 4409 - aldus te worden uitgelegd dat de goederen dewelke het voorwerp uitmaken van het hoofdgeschil, te weten geschaafde houten planken waarbij bij de vier hoeken een afronding werd aangebracht over de gehele lengte van de plank, dienen te worden beschouwd als zijnde 'over de gehele lengte geprofileerd' en bijgevolg te worden ingedeeld onder tariefpost 4409 of kan het af ronden van de hoeken niet worden beschouwd als 'over de gehele lengte geprofileerd' en dienen de goederen bijgevolg te worden ingedeeld onder tariefpost 4407?

2) Is de grootte van de afronding bepalend voor de indeling onder tariefpost 4407 of tariefpost 4409?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal