C-624/15 Litdana

Contentverzamelaar

C-624/15 Litdana

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 januari 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       28 januari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   28 februari 2016
Trefwoorden: btw; winstmargeregeling; tweede handsgoederen
Onderwerp
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb L 347, blz. 1)

Verzoekster houdt zich duurzaam bezig met de verkoop van gebruikte auto’s. Zij koopt tussen 01-01-2012 en 30-10-2012 bij een bedrijf in DEN gebruikte auto’s, autostoelen en dergelijke, boekt ze in en verkoopt ze aan natuurlijke en rechtspersonen in LIT, Wit-Rusland en de RF. Alle facturen vermelden de wettelijk toegestane vrijstelling van btw. De LIT belastingdienst (verweerster) legt echter fiscale naheffingen aan btw op omdat zij zich baseert op verklaringen van de DEN belastingdienst die volgens verzoekster niet op objectieve gegevens gebaseerd zijn. Zij dient bij de Rb een verzoek in tot nietigverklaring wegens ongegrondheid van de opgelegde besluiten. De LIT btw-wet staat een verkoper van gebruikte auto’s toe btw over de winstmarge te berekenen indien hij op duurzame wijze gebruikte auto’s levert en vrij van btw in LIT of op het grondgebied van de EU verworven auto’s levert, dan wel indien hij op duurzame wijze gebruikte auto’s levert en gebruikte auto’s levert waarop, bij verkrijging ervan in een EULS, de bijzondere regeling voor btw voor dergelijke auto’s van toepassing was. Verzoekster heeft aan de hand van de in haar bezit zijnde facturen naar eer en geweten vastgesteld dat het DEN bedrijf de LIT winstmargeregeling heeft toegepast.
Verweerster stelt dat zij bij een inspectie bij verzoekster heeft vastgesteld dat verzoekster bij een aantal verkochte auto’s ten onrechte de winstmargeregeling heeft toegepast terwijl de DEN verkoper niet de btw heeft berekend. Zij baseert haar bevindingen op gegevens van de DEN belastingdienst en uit de VIES-database (VAT Information Exchange System)

De verwijzende LIT rechter (Bestuursrechtelijke districtsRb Vilnius) stelt vast dat de winstmargeregeling (artikel 314 van RL 2006/112) een uitzondering vormt op de algemene beginselen voor de vaststelling van de btw, hoofdzakelijk ter voorkoming van dubbele belastingheffing (bij doorverkoop). De in een eerder stadium van de omzetketen betaalde btw komt niet voor btw-aftrek in aanmerking. Het gaat in deze zaak met name om de vraag wanneer een belastingplichtige wederverkoper gerechtigd is de winstmargeregeling toe te passen. Het HvJEU heeft eerder geoordeeld dat artikel 314 van RL 2006/112 rechtstreekse werking heeft zodat zich een vraag over uitleg van het Unierecht aandient. Het HvJEU heeft in eerdere rechtspraak bevestigd dat RL 2006/112 zich verzet tegen een nationale praktijk waarbij een belastingbetaler die te goeder trouw handelt, het recht wordt ontzegd om btw af te trekken vanwege de inhoud van de btw-facturen of de onregelmatigheden die bij
het verstrekken van de facturen door een niet te goeder trouw handelende (fraude of misbruik plegende) marktdeelnemer zijn begaan. De verwijzende rechter legt hij de volgende vraag voor aan het HvJEU:
1) Staan de artikelen 314, onder a), en 226, punt 11), van richtlijn 2006/112 en ingevolge de artikelen 314, onder d), en 226, punt 14), van die richtlijn nationale voorschriften en/of op die voorschriften steunende nationale praktijken toe die zich ertegen verzetten dat een  belastingplichtige de btw-winstmargeregeling toepast, omdat bij een door de belastingdienst uitgevoerde belastinginspectie blijkt dat in de btw-facturen voor de geleverde goederen onjuiste informatie/gegevens over de toepassing van de btw-winstmargeregeling en/of de btw-vrijstelling was/waren verstrekt, maar de belastingplichtige daarvan niet wist noch had kunnen weten?
2) Moet artikel 314 van richtlijn 2006/112 aldus worden begrepen en uitgelegd dat de belastingplichtige slechts gerechtigd is de btw-winstmargeregeling toe te passen wanneer de leverancier van de goederen de winstmargeregeling daadwerkelijk toepast en naar behoren voldoet aan zijn verplichtingen inzake de betaling van btw (in zijn land btw betaalt over de winstmarge), ondanks het feit dat de btw-factuur vermeldt dat de goederen vrijgesteld zijn van btw [artikel 226, punt 11), van richtlijn 2006/112] en/of dat de verkoper met het oog op de levering van de goederen de winstmargeregeling heeft toegepast [artikel 226, punt 14), van richtlijn 2006/112]?
Aangehaalde jurisprudentie: C-280/10 Kopalnia Odkrywkowa Polski Trawertyn; C-80/11 en C-142/11 Mahagében e.a.; C-324/11 Toth
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten