C-628/13 Lafonta

Contentverzamelaar

C-628/13 Lafonta

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   28 januari 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   14 februari 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   14 maart 2014
Trefwoorden: marktmisbruik; handel met voorkennis

Onderwerp
-Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik);
- Richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft

Verzoeker Lafonta is voorzitter van de RvB van de FRA NV Wendel. Het bedrijf heeft tussen december 2006 en juni 2007 ‘total return swaps’ (TRS) gesloten met als onderliggend actief de aandelen van de NV Saint-Gobain, waardoor het bedrijf in de problemen is gekomen. Wendel moet overeind gehouden worden met hulp en steun van de banken.
De FRA AFM heeft het bedrijf op de vingers getikt omdat er sprake zou zijn van belangenverstrengeling en voorwetenschap bij de aanschaf van participaties in het kapitaal van Saint-Gobain door de Vz van de RvB (verzoeker Lafonta) en dat er opzet in het spel is. Zowel het bedrijf als verzoeker krijgen een boete.
Volgens het algemeen reglement van de AFM wordt het begrip „voorwetenschap” gedefinieerd als ‘niet openbaar gemaakte informatie die concreet is’ (…, enz) . Verzoeker stelt nu dat de informatie op de dag dat de RvB begon met het aankopen van aandelen Saint-Gobain, niet ‘concreet’ is. Het gaat dan om de bewoordingen ‘heeft besloten om te beginnen met… ‘ (de aankoop van de aandelen) zoals het ook in de notulen van de vergadering van de RvB is opgenomen. Van beïnvloeding van de koers van het aandeel zou volgens verzoeker dan ook geen enkele sprake geweest zijn.

De verwijzende FRA rechter (Hof van Cassatie) legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
Moeten artikel 1, punt 1, van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) en artikel 1, lid 1, van richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft, aldus worden uitgelegd dat enkel informatie op basis waarvan met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld in welke zin de koers van de betrokken financiële instrumenten mogelijkerwijs zal worden beïnvloed zodra zij openbaar zal worden gemaakt, concrete informatie in de zin van deze bepalingen kan vormen?

Specifiek beleidsterrein: VenJ mede EZ, FIN

Gerelateerde documenten