C-634/17 ReFood

Contentverzamelaar

C-634/17 ReFood

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    26 december 2017
Schriftelijke opmerkingen:                    12 februari 2018

Trefwoorden: afvalstoffen; dierlijke bijproducten

Onderwerp:

-           Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;
-           Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002;
-           Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn

Feiten:

Verzoekster (ReFood) is een Duitse onderneming die werkzaam is op het gebied van de verwijdering van levensmiddel- en voedselresten. Hieronder valt de verwijdering van dierlijke bijproducten in de zin van verordening 1069/2009, die zij op regelmatige basis bij klanten in Nederland ophaalt en per vrachtwagen naar Duitsland vervoert. Bij een controle in Nedersaksen op 07.04.2014 bleek dat een vrachtwagen van verzoekster was beladen met dierlijke bijproducten van categorie 3 in de zin van artikel 10 van verordening 1069/2009, die in Nederland waren verzameld en waren bestemd voor verdere verwerking in een vestiging van verzoekster en aansluitend voor gebruik in een biogasinstallatie. Verweerster, als bevoegde autoriteit van Nedersaksen, heeft verzoekster mondeling gelast met de vrachtwagen naar Nederland terug te keren. aangezien zij voor de overbrenging van de afvalstoffen een door verzoekster niet doorlopen kennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 3(1)b van verordening 1013/2006 noodzakelijk achtte. Dit besluit was gebaseerd op §13 AbfVerbrG, op grond waarvan de bevoegde autoriteit bij illegale overbrenging zonder kennisgeving de noodzakelijke bevelen tot nakoming van de terugnameverplichting op grond van artikel 24 van verordening 1013/2006 kan uitvaardigen. Verzoekster heeft op 16.07.2014 beroep ingesteld bij de verwijzende rechter. Zij verzoekt om vast te stellen dat verweersters besluit onrechtmatig was. Verzoekster is van mening dat er geen rechtsgrondslag bestaat voor het litigieuze besluit. De overbrenging van dierlijke bijproducten valt volgens haar niet onder verordening 1013/2006, waardoor noch informatieverplichtingen noch kennisgevingsverplichtingen van deze verordening aan de orde waren. Verweerster is van mening dat verordening 1013/2006 van toepassing is op de door verzoekster uitgevoerde vervoersactiviteiten en dat derhalve een kennisgeving overeenkomstig artikel 4 en volgende van deze verordening vereist is. Volgens haar is niet voldaan aan de voorwaarden voor een uitsluiting van de toepassing overeenkomstig artikel 1(3)d van deze verordening.

Overweging:

Het bestreden besluit kan alleen terecht worden gebaseerd op §13 AbfVerbrG, als de betrokken dierlijke bijproducten binnen het toepassingsgebied van verordening 1013/2006 vallen. De beantwoording van de prejudiciële vragen is derhalve beslissend voor de beslechting van het hoofdgeding. Het juiste antwoord blijkt echter niet duidelijk uit de bestaande rechtspraak van het Hof, de voorstukken of andere omstandigheden. De enige tot dusver in dit verband gewezen uitspraak van het Hof (C-176/05) heeft geen betrekking op verordening 1013/2006, aangezien deze verordening toen nog niet van toepassing was.

Prejudiciële vragen:

1. Dient [artikel 1, lid 3, onder d), van verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen] te worden uitgelegd als een uitsluiting van de toepassing die geldt voor alle overbrengingen die krachtens artikel 2 van verordening (EG) nr. 1069/2009 binnen het toepassingsgebied van deze laatste verordening vallen?

2. Bij een ontkennend antwoord op de eerste vraag: Dient [artikel 1, lid 3, onder d), van verordening nr. 1013/2006] te worden uitgelegd als een uitsluiting van de toepassing die geldt voor overbrengingen waarvoor krachtens verordening (EG) nr. 1069/2009 – ook juncto uitvoeringsverordening (EU) nr. 142/2011 – voorschriften bestaan voor de verzameling, het vervoer, de identificatie en de traceerbaarheid?

3. Bij een ontkennend antwoord op de tweede vraag: Dient [artikel 1, lid 3, onder d), van verordening nr. 1013/2006] te worden uitgelegd als een uitsluiting van de toepassing die uitsluitend geldt voor overbrengingen waarbij het gaat om een verzending waarvoor toestemming is vereist overeenkomstig artikel 48, lid 1, van verordening (EG) nr. 1069/2009?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: KVZ retec C-176/05;

Specifiek beleidsterrein: IenW; LNV/EZK
 

Gerelateerde documenten